[BEWONERS EN STRATEN]
In onze Binnenstad is het vaak gezellig druk. En dan bedoel ik niet de (te) drukke winkelstraten, maar meer de mooie parken en pleinen met de bankjes en terrassen, waar we vrienden ontmoeten en waar mensen samenkomen om iets te vieren of gewoon bij te kletsen.
We zien dat ook in bijzondere gebouwen zoals de bibliotheek in het oude postkantoor, maar ook TivoliVredenburg met z’n vele binnenpleinen en muziekpodia. In die gebouwen is bewust ‘extra’ ruimte gecreëerd om samen te komen en anderen te ontmoeten.
Steden zijn altijd plekken van samenkomst en ontmoeting geweest. Ze lagen veelal strategisch op een knooppunt van wegen, paden en waterlopen. Plattelandsbewoners trokken naar de steden om handel te drijven, inkopen te doen, zaken te regelen en mensen te ontmoeten. Dat deden ze op de markt, de waag en in de kerk en de kroeg. Zo ontwikkelde zich de gebouwde omgeving; niemand had dit ooit zo uitgedacht.
Ruimte voor interactie
Tegenwoordig gaan gemeentelijke bestuurders, ambtenaren, adviseurs, stedenbouwkundigen, architecten en natuurlijk de belanghebbenden zoals bewoners en bedrijven daarover. Zij doen allemaal hun best om er een zo aantrekkelijk mogelijke nieuwe omgeving van te maken voor de verschillende doelgroepen.
Belangrijk daarbij is meer ruimte voor interactie en samenkomen. De corona-pandemie heeft deze behoefte alleen nog maar versterkt. De behoefte aan samenkomen geldt niet alleen voor het centrum met al zijn bedrijvigheid en gezellige terrasjes, maar speelt ook in onze directe woonen leefomgeving.
Onderzoek wijst uit dat mensen die in de woonbuurt door ontmoetingen meer verbinding ervaren, ook gelukkiger zijn. Dat geldt nog meer voor bewoners die minder mobiel zijn, zoals ouderen en mensen met een beperking. Door contact kweek je begrip en tolerantie en dit kan zelfs uitgroeien tot een beetje omkijken naar elkaar. Ook voorkom je zo eenzaamheid maar ook overlast en verwaarlozing van de buurt.
Het is dus belangrijk dat de overheid ruimte schept zodat mensen als zij dat willen makkelijk met elkaar in contact kunnen komen. Dit moet staan in het ruimtelijk programma van eisen; de stedenbouwkundigen moeten de voorwaarden hiervoor meenemen in hun plannen. Ze geven daarmee een ‘voorzet’ aan de architecten, die de gegeven ruimte gebruiken voor ontwerpen die ontmoetingen en interactie bevorderen.
Stedenbouwkundigen kijken vooral naar plekken voor openbare ruimtes: pleinen, parken, boulevards en hofjes. De goede maat en oriëntatie daarvan bepalen het succes. Op een te groot plein waai je weg en een hofje zonder zon werkt niet. Zo is het Vredenburg aanzienlijk verbeterd door de nieuwbouw aan de noordkant waardoor het plein een prettiger afmeting heeft gekregen en meer besloten is. Een ander recent voorbeeld is het (verhoogde) stationsplein bij Hoog Catharijne; prettig van maat, met allerlei aangelegen functies en voldoende plekken om elkaar te treffen. Beter dan aan de Jaarbeurskant waar je over het algemeen door de hoogbouw uit je hemd waait.
Tot voor kort ‘bezetten’ auto’s de historische open plekken in de Binnenstad. De gemeente is al jaren gestaag bezig deze vaak mooie ruimten terug te geven aan de voetgangers. Zie de Neude, de Ganzenmarkt, Mariaplaats, het Domplein, het Janskerkhof en ook het Ledig Erf (Tolsteegbarrière).
Keerzijde: overlast
Hier komt men samen om, al of niet bij een drankje, anderen te ontmoeten en soms ook om te herdenken, zoals op 4 mei op het Domplein. De pleinen en parken lenen zich ook goed voor het organiseren van evenementen. Met overigens als vervelend gevolg voor sommige bewoners: overlast.
Architect Herman Herzberger is een bekend pleitbezorger voor het makkelijk maken van ontmoetingen in de gebouwde omgeving. Hij zet zich af tegen de architectuur met glamour en glitter en gaat meer uit van de menselijke maat en behoeften. Hij heeft deze ideeën o.a. verwerkt in het nieuwe TivoliVredenburg.
Het is een feest om daar te vertoeven met zoveel muziek, activiteiten, podia, mensen en bars. Bij woningbouw kun je ook goede voorwaarden scheppen om ontmoeting mogelijk te maken, meestal op de grens van openbaar en privé-gebied. Een klein stadstuintje, een terrasje of een brede stoep kunnen al aanleiding zijn voor ontmoetingen in de directe leefomgeving, waarbij de privacy niet uit het oog moet worden verloren. •
Fotografie: Gert-Jan Peddemors