Het Slop
De Wijde Begijnehof wordt door de bewoners ‘een verborgen juweeltje, een schat’ genoemd. Het hofje is te bereiken via een weinig uitnodigende doorgang aan de Wijde Begijnestraat, praktisch naast het Eye Hotel (het Ooglijders Gasthuis van professor Donders uit 1858). Meteen links is een doodlopend straatje – Het Slop – met huizen van rond 1860.
Verderop een pleintje met acht woningen – ooit gebouwd voor 50-plussers. Ook ligt er een mooi parkje, waar rust heerst.
In ‘Het Slop’ woont Lennie Meijer. Sinds 1976. ‘Mijn toenmalige man, ik en ons eerste kind zochten een woning. Hier stond al heel lang een pand leeg. Een bewoonster gaf ons de sleutel om rond te kijken. Het voelde meteen goed, hoewel het voor opslag en als wasruimte werd gebruikt. We werden huurders en ons gezin breidde zich uit. We woonden tussen families die elkaar kenden. Onlangs is de laatste buurvrouw uit die tijd, die hier 70 jaar heeft gewoond, gestorven’.
Krijttekeningen
In de loop der tijd zijn in ‘Het Slop’ enige huizen verkocht. Lennie voelt zich senang tussen de huidige bewoners, die onderling goed contact hebben. Er wordt gegroet, er is tijd voor een praatje, de kinderen maken hun krijttekeningen, de potplanten krijgen op tijd water en er worden stekjes uitgewisseld.
De Wijde Begijnehof wordt door de bewoners ‘een verborgen juweeltje, een schat’ genoemd. Het hofje is te bereiken via een weinig uitnodigende doorgang aan de Wijde Begijnestraat, praktisch naast het Eye Hotel (het Ooglijders Gasthuis van professor Donders uit 1858). Meteen links is een doodlopend straatje – Het Slop – met huizen van rond 1860.
In Hofparels, een uitgave uit 2020, is een groot aantal bewoners geportretteerd: ze zijn gelukkig te wonen in deze oase van rust. Lennie: ‘Ik heb lang gedacht: ik doe mijn kinderen tekort door in de Binnenstad te wonen, geen groen en niet lekker buitenspelen. Gelukkig had ik meer dan 20 jaar een stukje tuin hierachter, in de Anatole Francetuin’. De toekomst van dit gebied met monumentale bomen is onzeker en wordt nauwlettend door alle bewoners in de gaten gehouden. Woningbouw zou vreselijk zijn.
Vroeger waren er veel meer winkels in de buurt – een bakker, een slager. En het was een hoerenbuurt, maar dat is verleden tijd. Wat is ze vaak aangesproken met de vraag of ze wat wilde bijverdienen. Bang was ze niet, ook de kinderen niet, maar het trok wel bepaald publiek aan. ‘Op het bankje voor mijn deur trof ik wel eens een dakloze aan. Die gaf ik dan een kop koffie en een boterham, maar dit herhalen was niet verstandig’.
Er was ook een pishoek, links in het straatje. Haar aanvraag bij de gemeente resulteerde in een hoektuintje, inclusief prikstruiken, dat door de bewoners bijgehouden wordt en voorzien van nieuwe planten. Sinds de komst van het nieuwe terras op de hoek met de Voorstraat staan er jammer genoeg veel fietsen in de onderdoorgang.
Foto's © Werry Crone