Betrokken bewoners laten hun stem horen over nijpende kwesties die in de Binnenstad spelen.
Ruud Moors | 29 april 2023
Het is een mooie traditie dat er op koningsdag een vrijmarktgebied in de binnenstad is ingesteld waar bewoners van Utrecht zonder vergunning hun (overbodige) spullen te koop mogen aanbieden. Het gebied dat voor de Vrijmarkt is vrijgegeven is traditiegetrouw al meer dan veertig jaren hetzelfde gebied. Degenen die op de vrijmarkt hun spullen willen aanbieden hoeven daar geen vergunning voor aan te vragen, maar commerciële partijen moeten dat, terecht, wel. Dit om er voor te zorgen dat commerciële partijen niet massaal de ruimte voor de vrijmarkt overnemen en bezet houden.
De essentie van de traditionele Vrijmarkt is, de naam zegt het al, het mogelijk maken voor burgers om, één avond en dag per jaar, vrij te mogen handelen. Dat is de essentie van de Vrijmarkt en, laten we eerlijk zijn, ook het bestaansrecht en de charme er van. Niet de commercie staat op die dag centraal, maar de amateur-handelaar. Althans, zo zou het moeten zijn.
Zonder overleg met de bewoners is dit jaar besloten dat een deel van de Willemstraat in Wijk C, voor het eerst sinds decennia, geen vrijmarktgebied meer zou zijn. Dat besluit is ons bewoners pas vlak voor de Vrijmarkt kenbaar gemaakt. Dat besluit heeft, zo heb ik geobserveerd, vergaande consequenties voor het hart van wijk C gehad, dit jaar. De Willemstraat en omgeving is immers het hart van het oude Wijk C. Veel bezoekers van de Vrijmarkt begonnen, van oudsher, hun wandeling over de Vrijmarkt door de Willemstraat.
Vorig jaar werd de eerste barrière al opgeworpen omdat daar waar de Willemstraat aansluit op de Waterstraat een hek werd geplaatst, waardoor de Willemstraat op koningsdag en de avond ervoor een doodlopende straat werd. Dit jaar was het deel van de Willemstraat vanaf de Bergstraat tot aan de Waterstraat ineens geen vrijmarktgebied meer. Het gevolg was niet alleen dat dat deel van de Willemstraat veel minder vrijmarkthandelaren had (een deel van de bewoners waren burgerlijk ongehoorzaam en lieten zich hun traditionele verkoopplek niet ontnemen), maar het had ook voor de rest van de Willemstraat en omgeving verstrekkende gevolgen.
In het gehele gebied rond de Willemstraat waren er nog nauwelijks kraampjes te zien. Logisch ook omdat dat hele gebied geen doorstroming meer kende doordat de Waterstraat vanaf de Dirk van Zuylenstraat tot de St. Jacobsstraat afgezet was met hekken, en zoals ik eerder vermelde: de Willemstraat door hekken in een doodlopende straat was veranderd. Daardoor is ook de verbinding van dit stukje vrijmarkt met de rest van het vrijmarktgebied verbroken, waardoor het vrijmarktgebied rond de Willemstraat geïsoleerd is geraakt van de rest van de vrijmarkt.
Waarom?
Feitelijk is het hele gebied rond de Willemstraat onaantrekkelijk geworden voor de Vrijmarkt omdat dat deel van de Waterstraat door hekken de doorstroming van bezoekers onmogelijk maakt. Die hekken staan er maar met één doel: om het voor café De Ouwe Dikke Dries mogelijk te maken om optimaal te kunnen profiteren van de festiviteiten rond Koningsdag.
Dat betekent dat de gemeente, door ervoor te kiezen de belangen van één commerciële partij voorrang te geven, de belangen van de rest van de buurt en veel bezoekers van de vrijmarkt daaraan ondergeschikt heeft gemaakt.
Hoe kan dat?
De Ouwe Dikke Dries krijgt elk jaar een vergunning om ‘live’ muziek te mogen produceren. Muziek die een bepaald publiek aantrekt die, in het verleden voor een enorme opstopping zorgde op het punt waar de Willemstraat en de Waterstraat elkaar raken. Dat was een probleem. Vorig jaar heeft men geprobeerd dat probleem op te lossen door hekken te plaatsen en een beperkt aantal bezoekers in de, op de ruimte die op die manier ontstond, toe te laten. Feitelijk betekende dat dat De Ouwe Dikke Dries dat deel van de Waterstraat exclusief als ‘eigen’ gebied mocht annexeren. Dat was op zichzelf al een vreemde, en wat mij betreft onacceptabele situatie.
Het ‘probleem’ dat daarmee werd opgelost was immers een probleem dat veroorzaakt was door de vergunning die De Ouwe Dikke Dries van de gemeente kreeg om ‘live’ muziek te mogen maken. Men had er ook voor kunnen kiezen om De Ouwe Dikke Dries die vergunning niet meer toe te kennen omdat het verlenen van die vergunning tot het probleem leidde van de opstopping die door het verlenen van die vergunning was ontstaan.
In plaats daarvan werden de lasten op de bewoners van de omgeving van De Ouwe Dikke Dries afgewenteld, door het plaatsen van die hekken. Daardoor werd de doorstroming van bezoekers effectief belemmerd, met een negatief effect voor de bewoners die hun spullen probeerden te verkopen.
Dit jaar werd een deel van dat traditionele vrijmarktgebied opgeheven, ten bate van de belangen van de uitbater van De Ouwe Dikke Dries. Dat vind ik, als bewoner van de Willemstraat, helemaal onacceptabel. Het tast immers de essentie van de Vrijmarkt aan, ten bate van één commerciële partij. Feitelijk is dat te belachelijk voor woorden.
Het is traditie dat er op Koningsdag en de avond ervoor in een bepaald gebied Vrijmarkt mogelijk is. Commerciële belangen horen die traditie niet te beperken. Als commerciële belangen de Vrijmarkt in de weg zitten, dienen die commerciële belangen te wijken voor de belangen van de bewoners en bezoekers van de Vrijmarkt.
Ook als De Ouwe Dikke Dries geen vergunning meer krijgt om ‘live’ muziek te produceren, kan de uitbater van De Ouwe Dikke Dries goed verdienen aan de extra klanten die het café ook dan zullen bezoeken, zonder dat de belangen van de bewoners van wijk C daaraan opgeofferd hoeven te worden.
Conclusie
De Willemstraat en omgeving hoort volgend jaar weer voor de volle honderd procent vrijmarktgebied te worden, zonder hekken die van de Willemstraat een doodlopende straat maken en die van de Waterstraat een exclusief Ouwe Dikke Dries-gebied maken. Die Waterstraat hoort ook op de Vrijmarkt openbaar gebied te zijn.
Omdat de vergunning om ‘live’ muziek te maken voor opstoppingen zorgt daar waar de Willemstraat de Waterstraat raakt, dient de vergunning daarvoor in 2024 niet meer verstrekt te worden. Dat zorgt er meteen voor dat de bewoners en bezoekers van de Vrijmarkt in de Willemstraat en omgeving gevrijwaard zijn van de overlast die die ‘live’ muziek voor hen oplevert.
Misschien dat het dan ook mogelijk wordt dat mensen die een instrument bespelen dat ook in dit gebied kunnen doen zonder door de muziek van De Ouwe Dikke Dries overstemd te worden.
Maar het belangrijkste argument is dat het probleem van een opstopping van bezoekers aan het einde van de Willemstraat op die manier opgelost wordt, zodat de Willemstraat en omgeving weer deel gaan uitmaken van de flow van het vrijmarktgebied.
De essentie van de Vrijmarkt mag nooit opgeofferd worden aan de belangen van commerciële partijen. Anders ontstaat er een glijdende schaal waardoor uiteindelijk de Vrijmarkt wordt opgeofferd aan commerciële belangen, zoals dat dit jaar al te zien en te merken was in de Willemstraat en het gebied er om heen.
Foto: Op de vrijmarkt in Utrecht © Gert-Jan Peddemors
Marijke Reer | 24 november 2021
Wij wonen in de noordelijke binnenstad en hebben een auto. Ons toegewezen parkeergebied mag je best wel groot noemen. Er is echter een maar, want er verdwijnen steeds meer parkeerplekken en bestaande plekken worden gereserveerd voor elektrische auto's. Dus, in het drukke weekend moeten we veel rondjes rijden om een plek te vinden.
De parkeerplekken op de van Asch van Wijckskade zijn bij ons favoriet. Je bent dan via de Noorderbrug, de Adelaarstraat en de Kardinaal de Jongweg snel de stad uit. Met de herinrichting van de Voorstraat is er in de aangrenzende wegen wat veranderd. Sommige straten kregen een inrijverbod en andere kregen een eenrichtingstatus. Dit alles om de auto uit de Binnenstad te weren. Goed plan! Maar niet voor ons en ik neem aan ook niet voor andere autobezitters in onze buurt.
Het stuk op de van Asch van Wijckskade tussen Wijde Begijnestraat en Plompetorengracht is eenrichting geworden. Als wij ter hoogte van de huisartsenpraktijk de auto hebben staan en de stad uit willen rijden, moeten we via de Plompetorengracht, Voorstraat, Janskerkhof etcetera naar de ring. We mogen niet meer de auto keren om vervolgens de Noorderstraat in te rijden. Zo wordt het voor de autobezitter in de Binnenstad wel erg moeilijk gemaakt om een parkeerplek te vinden én om snel de stad uit te gaan.
Een reactie op de Aanvraag omgevingsvergunning, het bouwen van een tijdelijk platform in de singel, Catharijnesingel ter hoogte van de Walsteeg te Utrecht, HZ_WABO-21-35260
Robin van Essen | 26 oktober 2021
Robin van Essen is kritisch binnenstadsbewoner en heeft een mening over de Akwaglot, het verbindende podium van de Universiteit Utrecht. Nu er een beweging is bij het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden om de Akwaglot nog een jaar te laten liggen in het kader van 900 jaar Utrecht en 900 jaar waterbeheer in 2022, vind hij het tijd om die mening te delen.
Een historische vergissing werd het genoemd, het dempen van de Catharijnesingel in 1971. Decennialang waren mensen als Ben Nijssen bezig om die vergissing ongedaan te maken, en in september vorig jaar was dan eindelijk de opening van de singel. Na 50 jaar stroomde er weer water. Dat gaf mooie plaatjes, zoals de doorkijk van de Bartholomeibrug bij de Lange Smeestraat richting Hoog Catharijne, met een steeds mooier wordend singelpark. Voor iedereen met een hart voor de Utrechtse (binnen)stad was het opengaan van de singel, een bijzonder moment.
De komst van de Akwaglot vond ik in dat kader op zijn zachtst gezegd verbazingwekkend. Vrijwel de hele stad was lovend over de vernieuwde singel. Ook ik heb met veel plezier het uitgraven gevolgd, een bezichtiging van de bouwput mogen meemaken, en met evenveel plezier het herstel van het singelpark gezien. Om er dan direct iets in te leggen wat de meeste mensen hadden kunnen inschatten als iets dat tenminste op de nodige weerstand bij de gemiddelde Utrechter zou kunnen stuiten, vond ik niet verstandig.
De insteek van de universiteit, verbinding tussen stad en universiteit, vond ik echter wel mooi klinken, en ik ging er van uit dat het vlot een nuttige, verbindende functie zou krijgen. Om die reden besloot ik het Akwaglot dan toch maar "een kans" te geven.
© dejenz
We zijn nu een tijd verder, en ik voel nog steeds geen extra verbinding als gevolg van de Akwaglot. Ondanks dat ik er vaak langswandel, heb ik geen activiteit kunnen beleven, al zullen ze er wel geweest zijn. Aankondigingen gedaan richting de Utrechtse bevolking heb ik gemist. De universiteit heeft nagelaten de binnenstad goed te betrekken, laat staan de rest van de stad. Je ziet dit ook terug in het aantal volgers op de Instagrampagina (130 volgers) en Facebook (30 volgers). De gemiddelde Utrechter heeft geen idee wat er speelt rondom het vlot, en denkt vaak eerder dat het met werkzaamheden verband houdt.
Dat ik niet de enige ben die wat moeite heeft met het vlot, blijkt uit de berichten in de lokale pers, en vooral in de op Utrecht gerichte social media. Het wordt niet mooi gevonden, het komt niet nuttig over, de verbinding komt niet uit de verf, er is weinig toegevoegde waarde/beleving voor de Utrechter, en het past niet bij het gerestaureerde park. Je kan altijd zeggen dat kunst niet mooi hoeft te zijn, maar ook een discussie op gang kan brengen, maar die positieve kant mis ik denk ik.
Ook was ik verbaasd over de locatie van de Akwaglot; deze ligt precies in de zichtlijn vanuit de Walsteeg naar de Catharijnesingel waar het narcissenmonument voor Truus van Lier aan de overkant ligt. Truus van Lier schoot op de hoek van de Walsteeg NSB kopstuk Kerlen dood. Na alles wat er de afgelopen jaren is gedaan om Truus van Lier te eren, waaronder het plaatsen van de plaquette door de burgemeester in april, en de voorbereidingen voor haar standbeeld dat dit jaar komt, is het zuur dat juist hier de Akwaglot de zichtlijn doorbreekt. Misschien is het onwetendheid, maar er is hier geen historisch besef getoond. Het zou jammer zijn als de Akwaglot straks bij de onthulling van het standbeeld nog steeds die zichtlijn blokkeert.
De Universiteit, en de gemeente die de vergunning verleende, hebben onderschat wat de reacties op het object zouden zijn. Het wordt door de meeste mensen niet gezien als een kunstwerk, maar als een onafgemaakte, ruwhouten constructie. Het is afgesloten met hekken, omzoomd met afzetborden en linten. Het ligt in de weg in de singel als vaarroute. Het park wordt er niet mooier op, en was ook niet bedoeld als permante manifestatielocatie.
Is het proportioneel om het vlot nog zo veel langer te laten liggen? Het kan toch niet zo zijn dat een object waar zoveel tegen is geageerd en zo weinig nut heeft gehad, nog zo lang zou moeten blijven liggen? En voor wie is dan de vraag? De Utrechters hebben zich in pers en sociale media al zo massaal afgezet tegen plaats, uiterlijk en gebrek aan gebruik, dat het niet realistisch is dat dat sentiment nog zal omslaan. Moet je dit dan willen voortzetten?
Het Hoogheemraadschap als aanvrager, en de gemeente als vergunningverlener, zouden eens een stap terug moeten doen, en eerst bepalen of Akwaglot in haar vorige opzet is geslaagd. Gelet op de minimale betrokkenheid van de Utrechtse burgers, en vrijwel geen belangstellende volgers op sociale media, kan de conclusie niet anders zijn, dan dat het niet geslaagd is. Hier zal ongetwijfeld bij betoogd worden dat corona een rol gespeeld heeft, maar zelfs dan nog, zal het zoeken zijn naar de burger die deze extra verbinding gevoeld heeft.
Als je Akwaglot als een mislukt experiment kan zien, is dat een extra reden om het snel te verhuizen richting Uithof, conform plan. Dat is beter dan om het nog eens meer dan een jaar te laten liggen, in de ijdele hoop dat het nu wel succesvol wordt. Laat het Hoogheemraadschap en de gemeente dat stapje terug doen, en daar nadrukkelijk de overduidelijk uitgesproken mening van de Utrechts bij betrekken (subjectief), en meer objectief, de uitgangspunten van het Rijksmonumentale Zocherpark. Worden we er als stad beter van? Nee toch?
Ook in het kader van de betrouwbare overheid en de kloof met de burger, zou het nakomen van de belofte dat het maar tijdelijk is, en daarna verhuisd naar de Hortus, passender zijn dan het nog langer laten liggen van een goed bedoeld idee, dat uiteindelijk een flop werd.
Tijmen Roozenboom | 13 juni 2021
Bewoner van de Binnenstad
In het artikel over de omgevingsvisie 2040, voorjaar 2021, kwam ik het woord ‘scooter’ niet tegen. En dat verbaast me, want deze en andere fossiele tweewielers (brom- en snorfietsen, motoren en zelfs quads) ervaar ik als de grootste omgevingsplaag. Hier bij huis, en elders in de stad wanneer ik als voetganger of fietser deelneem aan het verkeer.
Anders dan bijvoorbeeld gedoseerde horeca en evenementen en commercie voegen fossiele tweewielers niets toe, alléén overlast: ze produceren meer stank en herrie dan een auto; weinig zijn elektrisch (net bij Vredenburg even gekeken: van de 19 die daar waren gestald, was er slechts 1 elektrisch; hier bij huis turf ik 1 op de 13). Veelzeggend is wat ik hoorde van een vriendin die haar buurjongen feliciteerde met zijn scooterrijbewijs: ‘Neem je een elektrische?’ ‘Nee, als-ie niet ronkt, is er nix an.’ Motorrijders dito.
Geluidsoverlast en slechte luchtkwaliteit staan in de top-3 van oorzaken van gezondheidsverlies (https://www.staatvanutrecht.nl/thema/lucht-en-geluid). De gemeente kan dus twee vliegen in één klap slaan door fossiele tweewielers terug te dringen. Merkwaardig is het dat de milieuzone wel wordt aangescherpt voor enkele diesels, maar niet voor fossiele tweewielers. Dat laatste zou te duur zijn en niet (kosten)effectief i.v.m. handhaving en communicatie (Effecten van luchtkwaliteitmaatregelen Utrecht, voor 2020-2025). Dat standpunt is echter gebaseerd op oude gegevens, gezien de explosief stijgende aantallen fossiele tweewielers sinds begin vorig jaar. In Amsterdam zijn tweemaal zoveel brommers elektrisch, mede dankzij de milieuzone. (https://mijn.bovag.nl/actueel/nieuws/2019/november/elektrische-brom-en-snorfiets-winnen-aan-terrein).
Wel ligt er in Utrecht een voornemen om snorfietsen van het fietspad te verbannen naar de rijbaan. Zou een verplaatsing van pakweg 2 meter nu echt zorgen dat fietsers minder fijnstof voor de kiezen krijgen? En is die maatregel dan niet duur qua handhaving en communicatie? En gaan die snorfietsers dan geen sluiproutes door woonwijken zoeken, misschien? Nou ja, voor sommige scooteraars schijnt het een reden te zijn om weer te gaan fietsen. https://www.ad.nl/utrecht/straks-verplicht-met-een-snorfiets-op-de-rijbaan-sarah-en-laura-vinden-het-doodeng-dus-begonnen-ze-een-petitie-br~a6cd8e9f/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F).
Vanaf halverwege de middag is ongeveer de helft van de brommerrijders een maaltijdbezorger (paar keer geturfd). Dat is een recente terugslag, want de brommerbezorger was inmiddels een zeldzaamheid geworden. De populariteit van maaltijdbezorging is omhooggeschoten door de lockdown en de sluiting van de horeca, maar zal naar verwachting blijven toenemen (FSIN, Foodservice Instituut Nederland). Aanscherping van de milieuzone zou de bezorgorganisaties stimuleren om een deel van hun coronawinst te investeren in e-bikes en e-scooters – gezonder voor de omgeving, en voor de bezorgers zelf!
Er worden miljoenen uitgetrokken om de binnenstad autoluw, en nieuwe wijken bijna autovrij te maken. Ondertussen blijven de poorten wijd open staan voor de fossiele tweewielers. Zo creëer je een incentive – en mogelijk nog nieuwe doelgroepen – voor deze stank- en herrieproducenten: geen parkeerkosten; snel ter plaatse door kleine straatjes. Méér overlast.
Oké, het schijnt de bedoeling te zijn dat er vanaf 2025 geen nieuwe fossiele snorfietsen meer mogen worden verkocht; en misschien vanaf 2030 geen andere nieuwe fossiele brommers meer. https://www.vergelijkscooterverzekering.nl/blog/hoe-en-wat-verbod-snorfietsen-met-benzinemotor). Het is een veilige voorspelling dat er tot die tijd nog veel bij zullen komen. En dat ze zonder méér tegenmaatregelen ook in 2040 nog zullen zorgen voor stank en herrie.
Volgens mij is de fossiele tweewieler een probleem dat meer aandacht en actie verdient! Niet alleen in de binnenstad, overigens.
Gerelateerd artikel: https://www.binnenstadskrantutrecht.nl/nieuws/geen-brug-voor-haastige-fietsers
Reactie?
Mogelijke acties als je fossiele tweewielers wilt helpen terugdringen:
Dien een klacht of suggestie in bij de gemeente: https://pki.utrecht.nl/Loket/ product/ ade6dfef515a354bc826a9b579087c c7
Schrijf naar raadsleden met mobiliteit of duurzaamheid in hun pakket https://www.utrecht.nl/ bestuur-en-organisatie/ gemeenteraad/wie-zit-er-in-de- raad/
Spreek maaltijdbezorgorganisaties er op aan.
Mail mij met suggesties: tijmenr55@gmail.com
Maarten Rigter | april 2021
Bewoner van de Binnenstad
Als inwoner van de stad Utrecht, zet ik me al jarenlang in voor een passende inrichting en vormgeving van de stad. Zo was ik één van de initiatiefnemers van de Initiatiefgroep Bevaarbare Leidsche Rijn, ondersteunde Utrecht Omsingeld en was bracht ideeën naar voren in het kader van het Utrecht Centrum Project. Nu is er iets gepland, waar ik me ernstige zorgen over maak, ‘Las Vegas aan de Neude’. Een aantasting van het mooiste Utrechtse binnenstadplein!
Vorig jaar ontstond er beroering over een nieuw gepland kunstwerk, dat men wil vastmaken aan de gevel van het voormalige postkantoor. Dit op initiatief van een kunstcommissie, die besloten heeft M.Baas opdracht te geven om een lichtinstallatie op te hangen die: 'niet zal misstaan bij een casino in Las Vegas.' Een flagrante aantasting van het mooie gebouw van architect J. Crouwel jr, in de stijl van de Amsterdamse school.
Baas wil hiermee wederom grenzen verleggen. In het verleden deed hij dat ook al, door het verbranden van een Rietveld stoel. Flitsen fel neonlicht zullen volgens het huidige plan, op het mooie plein zorgen voor een onrustig beeld.Al eerder waren er ambitieuze plannen voor kunstobjecten op de Neude, die zorgden voor veel beroering. Zo was er in 2002 een plan, om de zogenaamde ‘Thinker-on-a-rock’ (de haas) op het plein te zetten. Dit in weerwil van bewonersinitiatieven, die kozen voor een fontein of het terugplaatsen van de historische pomp die er vroeger stond. Uiteindelijk is de haas toch geplaatst, maar dan in een hoekje aan de overkant van het plein.
Er zijn alternatieven, die door velen wel zullen worden gewaardeerd. De heer Baas kan gevraagd worden een nieuw ontwerp te maken, dat op een groter draagvlak kan rekenen. Ook zou er een prijsvraag kunnen worden uitgeschreven voor een ander kunstwerk aan de gevel, dat past bij de monumentale vormgeving van het postkantoor. Bijvoorbeeld een muurschildering in plaats van de neon buizen.
Voorbeelden van muurschilderingen verschijnen meer en meer in de stad. Te denken valt aan het kunstenaarscollectief De Strakke Hand. In 2019 werd een fraaie schildering geplaatst op een gevel aan de Burgemeester Reigerstraat. Hierop is Buys Ballot afgebeeld die het Dopplereffect onderzoekt. Er zullen zeker personen zijn die zijn te verbinden met het voormalige postkantoor. Ook valt te denken aan een kunstwerk op de Neude zelf, zoals een kunstzinnig vormgegeven fontein.
De zaak is nog niet gelopen. De gemeente besluit over de vergunning, de Raad heeft de discussie opgeschort tot na de zomer.
Jasper Bongers en Duco Heijs | februari 2021
Liefhebbers van de Binnenstad
De architectuurjournalist Darran Anderson analyseert in het tijdschrift The Atlantic de opmars van de zogenaamde ‘non-place’. De reislustige Anderson wordt na een nachtje doorzakken wakker op een bed met neutraal beddengoed, in een degelijk hotel met een uniforme uitstraling. Hij weet niet waar hij is. Hij doet de deur van zijn hotelkamer open en loopt de gang op. Beige tapijt, kamernummers in een Verdana-achtig font. Anderson neemt de lift naar de begane grond. Daar wacht een medewerker in een smetteloos zwart pak op hem die hem in accentloos KLM-Engels goedemorgen wenst. Anderson kan overal zijn, van Albuquerque tot Zürich. De zogenaamde ‘non-place’ is overal en tegelijk nergens. Het archetype ‘non-place’ is een vliegveld, maar Anderson constateert dat deze plekken steeds meer opduiken in steden.
Ook in Utrecht neemt de plaatsloosheid een vlucht. Denk aan het CU2030-project en Hoog Catharijne. En wat is er eigenlijk Utrechts aan ons Centraal Station? Het zijn constructies die overal hadden kunnen staan, en ze staan ook overal. De bouwwerken bestaan voor een overdadig gedeelte uit glas, met een beetje staal en heel weinig eigenheid. Het toonbeeld van plaatsloosheid in Utrecht is misschien wel de zogenaamde Galaxy Tower, die in de buurt van het Centraal Station gebouwd wordt. Dit nieuwbouwproject lijkt rechtstreeks uit de mal voor generieke gebouwen in een middelgrote Amerikaanse stad te komen. Dat geldt gelukkig niet voor iedere woontoren. Soms gaat het beter, zoals bij De Syp, een andere kolos die in naam van CU2030 gebouwd is. Hier is een deel van de oorspronkelijke bebouwing intact gelaten, en is de nieuwe plaatsloze constructie bovenop het oude Utrechtse gebouw verrezen (zie foto). Maar als wij alle CU2030-torens nagaan, moeten we helaas constateren dat De Syp de enige in zijn soort is, het gros lijkt op de Galaxy.
Het stationsgebied lijkt een natuurlijke habitat voor plaatsloosheid, maar het fenomeen begint zich alarmerend genoeg ook te nestelen in het oude centrum van Utrecht. Voorbeeld hiervan is het zogenoemde “House Modernes”, een grote glazen moloch die verrijst op plek van het (toegegeven: ook niet bepaald charmante) winkelgebouw De Planeet op de hoek van de Oudegracht en de Lange Viestraat.
Het oude rijksmonument (Van Sijpesteijnkade nr. 25) fungeert als entree
van de moderne toren © Jasper Bongers
De plaatsloosheid heeft nog niet gewonnen, zeker in Utrecht niet. Onze stad heeft geleerd van de fouten die in de jaren zeventig gemaakt zijn: tegenwoordig is men van mening dat de singels nooit gedempt hadden mogen worden en dat het fameuze Jugendstil-gebouw De Utrecht had moeten blijven staan. Op aandrang van de bevolking is er de laatste tijd al veel goedgemaakt. Inmiddels gaan de singels weer rond. En de chimaera’s die het gebouw De Utrecht bewaakten zijn, als een vlag op een modderschuit, teruggeplaatst boven één van de ingangen van Hoog Catharijne (zie foto).
De ‘draken’ tussen de gerenoveerde onderlaag en de oude bovenlaag van Hoog Catharijne
bij het Smakkelaarsveld © Jasper Bongers
Steden die zich niet vernieuwen worden een museum (zoals Venetië) of een krot (zoals, tot voor kort, Luik); terwijl steden die alleen maar voor het nieuwe kiezen hun karakter verliezen. Maar als steden erin slagen om verschillende tijdlagen – soms letterlijk – over elkaar te leggen kunnen ze mooi oud worden. Nu lijkt dat goed te gaan in Utrecht, met de chimaera’s, de singels en De Syp. Maar welbeschouwd is het nog maar de vraag in hoeverre hier bewust gemeentebeleid aan ten grondslag ligt. In het Utrechtse Coalitieakkoord en Omgevingsvisie lezen we over de leefbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid van de stad, terwijl over schoonheid en herkenbaarheid met geen woord wordt gerept.
Rotterdam is al grotendeels ten prooi gevallen aan plaatsloosheid, terwijl Amsterdam meer en meer een museum wordt. Utrecht heeft nu nog de kans om de plaatsloosheid de pas af te snijden, met beleid waarin herkenbaarheid en schoonheid een prominente plek krijgen. Onze kersverse burgemeester, Sharon Dijksma, trok als wethouder in Amsterdam de conclusie dat het onderhoud van de langzaam afbrokkelende kades en bruggen in de hoofdstad jarenlang was achtergesteld omdat het “geen sexy onderwerp” is. Wij roepen burgemeester Dijksma op deze passie voor het beschermen van erfgoed ook in Utrecht actief uit te dragen.
Bert Poortman | september 2020
Wie van de bewoners of eigenaren kijkt wel eens naar de energierekening? Bewoners op kamers huren vaak inclusief. Anderen weten hun verbruik aan elektriciteit, gas en/of stadsverwarming niet. De vraag boeit velen van ons niet, want wat zou je met die informatie kunnen?
In de Omgevingsvisie Binnenstad 2040 wordt duurzaamheid een thema. Duurzaam is als we veel minder energie gebruiken, uit duurzame bronnen of uit eigen bronnen. 2040 lijkt ver weg, maar voor het duurzaam maken heel dichtbij. Wat is verstandig beleid, wat kunnen we zelf en wat kan de gemeente voor ons doen?
De opgave is niet eenvoudig. Het zijn niet alleen woonhuizen, appartementen en kamers, ook kantoren, vergaderlocaties, winkels en horeca. Het zijn eigenaren, huurders en gebruikers die allen warmte wensen, stroom uit het stopcontact en koeling in de zomer.
We kunnen er zelf iets aan doen. Als de koelkast kapot gaat, kopen we een zuinige (Dan pas? Als een emmer lekt kopen we wel meteen een nieuwe). Het aanschaffen van A+++ apparaten en LED lampen doen we zelf. De terrasverwarming uitzetten of winkeldeuren gesloten houden. Het gebeurt te weinig, we schuiven maatregelen voor ons uit. Dat terwijl drastische maatregelen nodig zijn om onze planeet te redden. Aan de slag!
Maar ons huis en gebouw verduurzamen? Isoleren, slim ventileren en duurzaam verwarmen, hoe pakken we dat aan? Wie heeft de kennis? Bij welk loket halen we een betrouwbaar advies? Waar te beginnen en hoe te organiseren? Is het met hulp in de buurt of de straat gelijktijdig te doen? Tenslotte, wie helpt het te betalen, want de kost gaat voor de baat uit.
Hoe kunnen we samenwerken? Een buur die op hout gaat stoken is niet duurzaam bezig. Maar als de buur een warmtepomp installeert, kunnen we dan samen een grotere kopen? Warmte- en koudeopslag maakt gebruik van de bodem, ook voor meer gebouwen tegelijk? Is het mogelijk om voor monumenten geschikte oplossingen te bedenken en ze gezamenlijk uit te voeren? Een aansluiting op de stadsverwarming kost een vermogen. Is dat duurzaam bij een goed geïsoleerd huis of appartement? Collectieve oplossingen vragen om afstemming, begeleiding en beleid.
Hier lijkt een mooie taak weggelegd voor de gemeenschap en de gemeente. Het is te hopen dat de gemeente zich bij dit beleid laat adviseren door mensen die allemaal een duurzaam Utrecht in 2040 nastreven. Beleid met lef is nodig!
De Omgevingsvisie Binnenstad 2040 wordt in 2021 vastgesteld. Bert Poortman is lid van de UBinnenstadgroep 2040. Hij is afgevaardigd vanuit de Vereniging Oud Utrecht. Vorig jaar schreef hij het boek 'Tussen Zwaansteeg en Achterom' waarin hij 396 stegen uit de Utrechtse oude stad in kaart bracht. Poortman woont en is actief in de Wolvenbuurt, maar ook daarbuiten. Hij heeft een achtergrond als projectmanager in de beton- en waterbouw. Duurzaamheid krijgt zijn volle aandacht en hij is nauw betrokken bij het implementeren van Buurtstroom.
Bert Determeijer | mei 2020
De universiteit is bezig met een van de heftigste vastgoedoperaties in haar geschiedenis. Bij soortgelijke processen, zoals vijftig jaar geleden met de onstuimige groei en de verhuizing naar de Uithof, ging dat niet helemaal koosjer. Tot in de top van de universiteit zaten lieden met hun vingers in de suikerpot. In die tijd hanteerde ik als verslaggever van het Universiteitsblad diverse schuilnamen om medewerkers te benaderen. Een curieuze ervaring gezien de academische lijfspreuk ‘Zon der gerechtigheid verlicht ons’.
In die tijd was het gebruikelijk dat de grote spelers in de stad, universiteit, Jaarbeurs, NS, gemeente en de verzekeraar Utrecht/AMEV/Fortis/ASR elkaar hielpen en pandjes toespeelden. Een sextet zogezegd. Soms werden de deals inderdaad in het bed geregeld. En de kroeg waar een en ander werd bedisseld, het Jansdam, is in 1992 zelfs letterlijk ontploft.
Misschien heeft men lering getrokken en gaat het nu veel zorgvuldiger. Dat zou kunnen in de persoon van Fiona van ’t Hullenaar, sinds september 2017 directeur Vastgoed & Campus van de universiteit. Daarvoor was zij directeur Business Support bij buurman ASR en zat ze in een adviesraad duurzaamheid van de universiteit. Vorig jaar werd zij uitgeroepen tot Green Leader, vooral wegens haar verdiensten bij de spectaculaire ombouw van het ASR-complex in Rijnsweerd. En dan zit ze ook nog in de Raad van Advies van de Jaarbeurs BV. En is ze bezig met een project voor aardwarmte in kantorenpark Rijnsweerd.
Zo’n lijst klinkt geruststellend. Er is nu alle kans op het volgende scenario: De Jaarbeurs heeft aangekondigd dat ze het Beatrixgebouw wil verkopen. Het meest duurzame is dat die spuuglelijke doos niet gesloopt wordt, maar een transformatie krijgt. Zoals bij het AMEV-gebouw. De bovenste verdiepingen gaan naar het University College, met een loungepaviljoen op het dak. Zo heeft Utrecht eindelijk een rooftopbar en krijgt het nogal commerciële stationsgebied een levendige impuls met wetenschappelijk toptalent. En die slimme jongeren zitten dan in een mum in een trein op weg naar een snelle academische verfrissing elders.
De lagere delen van het Beatrixgebouw krijgen onder andere collegezalen. Destijds droomde universiteitsbestuurder Hans Rosenberg van collegezalen boven het spoor, maar dat werd door de NS weggehoond. De chloortreinen moesten kunnen ontploffen. De NS is inmiddels soepeler geworden; de ontploffende treinen rijden nu andere routes. En het spoorbedrijf is tegenwoordig gecharmeerd van de exploitatie van elke vierkante meter. Dat biedt dus ook nog allerlei mogelijkheden boven het emplacement, bijvoorbeeld voor extra fietsenstallingen. Met een fietsbrug dwars door het Beatrixgebouw wordt dit alles prima bereikbaar. En met die collegezalen hoeven de studenten niet meer per se massaal naar de Uithof te trammen.
Zoiets kost natuurlijk wel wat. Gelukkig is er de ASR dat zoekt naar degelijke investeringen met een lange looptijd. Als het sextet een charmant arrangement weet te vinden, kan dat een mooie pandendans opleveren.
Louis Engelman | maart 2020
Engelman sprak deze column uit op de bijeenkomst De binnenstad draait door, georganiseerd door UBinnenstad2040 en actiegroep Binnenstad030.
Elke zaterdag ga ik met plezier naar de Bloemenmarkt op het Janskerkhof. De kleuren in de kramen, de sfeer onder de bomen, de oude gebouwen om het plein heen, met de kerk in het midden, ze geven me allemaal een goed gevoel. Zo typisch Utrecht! Maar tegelijkertijd sta ik wantrouwend tegenover mijn eigen nostalgie. Want die werkt conservatisme in de hand. Aan de veilige kant blijven, en niet kiezen voor gedurfde creatieve ontwikkelingen. Dat betekent stilstand.
Toch is die botsing tussen behoudzucht en vergezichten naar de toekomst, bijna niet te vermijden. Want hoe kunnen WIJ nu bepalen hoe de Utrechtse Binnenstad er in 2040 gaat uitzien? Dan is er al weer een hele nieuwe generatie opgegroeid, met haar eigen wensen. En ben ik zelf – en sommigen hier met mij - zeer waarschijnlijk al uit dit aardse vertrokken.
Anderzijds ben ik er blij om dat de Utrechtse bevolking aan het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw wel haar stem heeft verheven. Zij protesteerde tegen de plannen om de singels te dempen. Gelukkig maar, want zonder dat verzet had de stad er nu heel anders – en zeker niet mooier – uitgezien. We moeten dus wel onze stem laten horen. Maar hoe? Zelf probeer ik een onderscheid te maken in wat ik ‘dagelijkse beslommeringen’ noem en ‘een breder perspectief.’
In die eerste categorie vinden we de woonproblemen. De snelle stijging van de huizenprijzen. De ongebreidelde huurverhogingen als een woning is vrijgekomen. En handige vastgoedjongens die grote woningen splitsen in appartementen. Kortom de vrees dat Utrecht voor de gewone burger te duur wordt. Zeker de binnenstad. Daarnaast zie je de bijna niet te beteugelen uitbreiding van de horeca. Waar je tegenwoordig in sommige restaurants vaak met een hartelijk ‘Good Evening’ wordt begroet. Tja!
Fascinerend vind ik de fiets-infarcten elke morgen op de kruising van de Viestraat en Singel nabij TivoliVredenburg. Dat er geen grote ongelukken gebeuren is werkelijk een wonder. Fietsers lijken in Utrecht vaak circusartiesten. En dan de rolkoffers. Hoeveel AirBnB’s gaan we er nog bij krijgen? Hoeveel hotelkamers worden er nog geopend? Maar zitten we wel te wachten op de toeristische overflow van Amsterdam? Met alle gevolgen van dien. De eerste pindakaaswinkel is in de Zadelstraat al geopend. Zo, genoeg gemopperd nu. Want Utrecht kan niet gaan stilstaan. En bij ontwikkelingen heb je nu eenmaal effecten. Goede en slechte.
Hoe kan je die laatste groep beheersen? Ik denk door goed naar de oorzaken te kijken. En dan kom ik bij mijn bredere perspectief. De woningtekorten zijn niet uit de lucht komen vallen. Die zijn het gevolg van groei, van beleid, van keuzes. De juiste? Een onderzoeksbureau constateerde vorige week dat er in Utrecht een grote vraag naar betaalbare eengezinswoningen bestaat. Maar de stad wil nu vooral appartementen bouwen.
Gaat dat werken? Een vriend van mij woont in Zijdebalen. Hij vertelde dat er momenteel veel verhuisbusjes staan bij de huurappartementen. Hij vermoedt dat de huur voor de eerste bewoners toch te hoog is geworden. Hoe gaat dat straks in de Cartesiusdriehoek, het Jaarbeurskwartier en de Merwedekanaalzone?
Utrecht heeft nauwe banden aangeknoopt met machtige bouwbedrijven en projectontwikkelaars. Die moeten de stad gaan helpen door veel te bouwen. Maar wie heeft het daarin straks voor het zeggen? En wat is de rol van de corporaties? Hoe sociaal zijn die nog te noemen als ze panden in de binnenstad in de verkoop doen? Wie heeft daar invloed op? En hoe moeten we de relatie zien tussen de toename van AirBnB’s, die woonruimte aan de markt onttrekken, en de activiteiten van een instituut als Utrecht Marketing? Hoe kan je enerzijds illegale vakantieverhuur aan banden leggen als je anderzijds Utrecht in de Lonely Planet laat aanprijzen als een onbekende parel? Voor de toeristen is het mooi als er in de horeca ook Engels wordt gesproken. Maar is de binnenstad ermee gebaat als er nog meer toeristenrestaurants worden geopend, waarbij kwaliteit niet de hoogste prioriteit heeft?
En wat kan de stad doen aan de onwenselijke concentratie van cafés? Het CBS stelde recentelijk vast dat ruim 42 procent van de Utrechters zich na een stapavond in het centrum onveilig heeft gevoeld. Tegen 20 procent in de eigen woonbuurt. Dat zegt wat.
Utrecht is er trots op Fietsstad te zijn. En terecht, denk ik. Maar zitten we ook te wachten op nog meer handige uitbaters van leasefietsen? Met oranje frames en blauwe banden, die – is mijn indruk – iets gemakkelijker op straat neer worden gekwakt dan een eigen fiets? Ik bedoel ermee te zeggen dat achter mijn kleine beslommeringen grotere krachten schuil gaan. De ‘markt’ regeert meer dan we denken. In hoeverre laten we dat toe? Met andere woorden: Kan het stadsbestuur die ontwikkeling voldoende in de hand houden en zelf bepalen wat er in Utrecht gebeurt? En hecht zij evenveel belang aan uw leefbaarheid als aan de economische voorspoed? Ik hoop het van harte. Voor het wonen, het werken en het uitgaan. En zelfs voor mijn geliefde bloemenmarkt. Want met schrik las ik deze week dat Amsterdam de bloemenverkopers op het Spui gaat beboeten. Omdat zij aan de duizenden toeristen meer mutsjes en t-shirts verkopen dan bloemen. Dàt zouden we in Utrecht toch in elk geval moeten kunnen voorkomen.