Alles wat u altijd wilde weten over straatnamen. Elke dag een nieuw geheim achter een straatnaam in de Binnenstad. De algemene introductie is onder de artikelen te vinden op deze pagina.
Oudkerkhof dankt zijn naam aan botresten
Horror in de dertiende eeuw. De graven onder de straat die nu Oudkerkhof heet, lagen heel dicht onder het maaiveld. De Rijn, die toen liep waar nu de Minrebroederstraat is, was overgestroomd en had veel grond weggespoeld. Bij de bouw van huizen stuitten de aannemers van toen waarschijnlijk op menselijke resten. De auteur van het Utrechts Straatnamenboek vermoedt dat de naam Oudkerkhof daarvan af te leiden is. Later is de grond ter plekke opgehoogd, dat de straat bij de Domstraat flink lager ligt dan aan de kant van de Stadhuisbrug.
Oudkerkhof in 1883 op een prentbriefkaart © Het Utrechts Archief
Overigens is over de graven niet veel bekend: hoe groot was de begraafplaats? Vermoedelijk was het een christelijk kerkhof uit de zevende of achtste eeuw. Sommigen denken dat dit naast de burcht Traiectum of Trecht, een voortzetting van het Romeinse castellum, lag. Die diende als versterking voor Frankische koningen en bisschoppen. Binnen de burcht bouwde missionaris Willibrord eind 8e eeuw zijn kerk.
Foto bovenaan Oudkerkhof in 1981 de straat loopt op naar de Stadhuisbrug © Het Utrechts Archief
Ambachtslieden gaven naam aan stukken Oudegracht
Sommige delen van de Oudegracht hadden vroeger een andere naam. Het Utrechts Straatnamenboek behandelt ze van noord naar zuid.
De oostkant tussen de Viebrug en de Jansbrug heette in de 17e eeuw naar de ambachtslieden die daar woonden: Onder die Mandemaeckers.Gezicht op de Oudegracht te Utrecht uit het zuiden met de Jansbrug en daaronderdoor de Viebrug, links het huis Oudaen. Een gewassen pentekening van Abraham Rademaker uit ca. 1730 naar een anonieme tekening uit ca. 1680 © Het Utrechts Archief
Het grachtgedeelte tussen de Bakkerbrug en de Bezembrug droeg in de 18e eeuw de naam Beschuitmarkt – naar het product dat hier elke zaterdag werd verhandeld.
De Snippe(n)vlucht, daarmee werd het stuk tussen de Bezembrug en de Stadhuisbrug aangeduid. Mogelijk verwees dat naar een huis dat zo werd genoemd. Omdat het stadsbestuur vond dat deze panden het zicht op het stadhuis belemmerden, werden ze eind 17e eeuw afgebroken.
Gezicht op de Ganzenmarkt te Utrecht uit het westen met rechts de Oudegracht en de houten huizen aan de Snippenvlucht met daarachter de Domtoren. Aquarel in 1876 vervaardigd door Jozef Hoevenaar naar een schilderij van Joost Cornelisz. Droochsloot uit ca. 1616 © Het Utrechts Archief
De Lichtegaard en de Donkere Gaard – eigenlijk hadden ze de naam Oudegracht moeten hebben – danken hun naam aan de boomgaard van het bisschoppelijk paleis.
Op de straat aan de westkant tussen de Hamburgerbrug en de Weesbrug werd vanaf eind 13e eeuw de korenmarkt gehouden. Later kwam daar 'Hoge' voor: de Lage korenmarkt werd namelijk op de Neude gehouden.
Aan de oostzijde tussen Hamburgerbrug en Weesbrug woonden smeden en slotenmakers. Vandaar de middeleeuwse naam Onder die Smede.
Tussen de Weesbrug en de Smeebrug, aan de kant waar nu de oneven huisnummers zijn, woonden houtkopers. Daarom: Onder de Houtcoopers.
Gezicht op de Oudegracht te Utrecht uit het zuiden vanaf de straat aan de westzijde, met de Weesbrug. Prent van C.W. Mieling uit ca. 1860 naar een tekening van Johannes Weissenbruch © Het Utrechts Archief
Scutemakers, scheepstimmerlieden, gaven hun naam aan het westelijke stuk Oudegracht tussen de Geertebrug en de Vollersbrug. Gezicht op de Oudegracht tussen Vollersbrug en Bijlhouwerbrug met links Twijnstraat aan de Werf. Tekening van P. Liender, 1773 © Het Utrechts Archief
Tenslotte het meest zuidelijke puntje, tussen de Vollersbrug en de Bijlhouwersbrug, waar alleen huizen aan de westkant staan. Gelegen tegenover de Twijnstraat aan de werf. Daarom de naam: After Twystraet.
Het verschil tussen Oude Gracht en Oudegracht
De Oude Gracht – als stroom nu één geheel – is in delen ontstaan. Het water stroomde in de vroege middeleeuwen van oost naar west door Utrecht; het deel tussen Stadhuisbrug en Bakkerbrug is daar nog van over. Het stuk tussen de Bakkerbrug en de Vecht is waarschijnlijk aan het eind van de 10e eeuw uitgegraven.
Het deel tussen de Stadhuisbrug net Het Wed was vermoedelijk eerst de slotgracht van de bisschopsburcht. Het onderste stuk van de Oudegracht is kort voor 1127 aangelegd om de burchtgracht te verbinden met de Kromme Rijn bij Tolsteeg.
Wordt er gesproken van Oudegracht (aan elkaar dus) dan gaat het over de straten langs het water Oude Gracht. Eeuwen lang werd niet de aan elkaar geschreven straatnaam gebruikt, maar duidden inwoners de ligging van een huis of winkel aan met het rak (gedeelte tussen twee bruggen) waar het pand aan stond.
Pas in 1890, toen Utrecht huisnummers per straat kreeg, kwamen de namen Oudegracht Weerdzijde en Oudegracht Tolsteegzijde op. In 1917 kregen de straten aan weerskanten van het water een doorlopende huisnummering van noord naar zuid. Alles heette vanaf toen Oudegracht.
Het laatste gegraven deel van de Oudegracht op een in 1857 vervaardigde reproductie naar een origineel uit 1572 © Het Utrechts Archief
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenaan Gezicht over op de middeleeuwse Weerdpoort met de Zandbrug, op de achtergrond de huizen aan de oostzijde van de Oudegracht. Detail van een tekening gemaakt tussen 1500 en 1556 © Het Utrechts Archief
Van de oude Oranjestraat is nog maar de helft over
50 jaar nadat Nederland bevrijd was van de Franse overheersing, vroegen de bewoners van de Zandstraat in Wijk C om hun straat om te dopen tot Oranjestraat. Immers, bij de viering van dat jubileum hadden zij een 'gevoel van liefde en verkleefdheid aan het Doorluchtig Huis van Oranje'. Hun vreugde werd extra verhoogd door 'den indruk er plegtige gebeurtenissen van 1813; waarvan de terugkomst van dat geliefde Stamhuis in ons vaderland het gevoel van ware dankbaarheid heeft opgewekt'.
De Oranjestraat in 1968, met Van Rijn's mosterdfabriek © Het Utrechts Archief
Waar hadden ze het over? Over de Bataaf-Franse Tijd, waarin Nederland onder Frans gezag stond. Het positieve daarvan: die Franse Tijd maakte Nederland tot een moderne staat met een moderne grondwet, een metriek stelsel, Burgerlijke Stand, rechts rijden in plaats van links rijden. Het tijdperk begon in 1795 met de inval van Frankrijk en het vluchten van de stadhouder Willem V (overigens ook lid van de familie van Oranje Nassau) naar Engeland. Napoleon Bonaparte maakte van Nederland een satellietstaat van Frankrijk. Napoleon ging ten onder bij Waterloo, waarop de zoon van de naar Engeland geluchte stadhouder terugkwam en als koning Willem I aantrad.
De Oranjestraat is het laatste restant van de Zandstraat die begon bij de huidige Waterstraat en in het verlengde van de huidige Willemstraat lag. Die kwam met een rechte hoek – een oost-west lopend deel – uit bij de Zandbrug. De doorbraak voor de Sint-Jacobsstaat (in 1940) deelde de Oranjestraat in tweeën; het westelijk deel verdween door sloop en nieuwbouw.
De Oranjestraat in 1983, gefotografeerd door het Wijk C Komitee © Het Utrechts Archief
Foto bovenaan De Oranjestraat in 1999 © Het Utrechts Archief
De straat die tegenwoordig Nobelstraat heet, verbond in de late middeleeuwen het Janskerkhof met de stadsmuur. Het eerste stukje vanaf de kerk tot aan de Keizerstraat werd ook wel Sunte Jansstraet genoemd. Later werd de naam Lobesteech hiervoor gebruikt: verwijzend naar Steve Lobe die er eind 16e eeuw woonde. Weer later komt de naam Nobelstraat voor; onbekend is waarom.
De Nobeldwarsstraat draagt die naam pas sinds 1912. Eerder heette zij Lollaertstrate. Dat was een verwijzing naar lollaerts (tegenwoordig: lollarden). Dat waren monniken die zacht murmelend baden (=lollen), voor patiënten en overledenen. Het waren leken die pestlijders verzorgden en de doden begroeven. Ze hadden enorm veel namen: lolbroeders, Alexianen, matemannen, schokkebroeders of cellebroeders. Om herkenbaar te zijn, droegen de rood-witte banden om hun hoed. Ze woonden in het zogeheten Nazarethconvent.
In 1912 verzochten de bewoners om een andere naam voor hun straat, omdat deze een slechte reputatie had. Tot kort daarvoor waren er ‘huizen van ontucht’ in gevestigd. De vrees was dat ondanks het vertrek daarvan mensen met kwade bedoelingen naar de straat zouden komen.De Nobeldwarsstraat in 1957 © Het Utrechts Archief
De Nobeldwarsstraat in 2015, foto genomen vanaf de stadswal © Het Utrechts Archief
De Nobelstraat in 2022 © Het Utrechts Archief
De Nobeldwarsstraat ligt tegen de oude stadswal aan en vlakbij het laatst overgebleven stukje stadsmuur.
Foto bovenaan De Nobelstraat in 2001 © Het Utrechts Archief
Oudelle, Runnebaan en Onder de Linden: allemaal oude namen voor Nieuwegracht
De Nieuwegracht is als onderdeel van de waterverbindig tussen de zuidpunt van de oude stad en de Plompe Toren bij de noordelijke stadsmuur aangelegd in 1392. Ze is het meest zuidelijke stuk van de reeks Kromme Nieuwegracht, Drift en Plompetorengracht.
De gracht werd gegraven ter plaatse van de straat die toen Oudelle werd genoemd. De term 'del' verwijst naar een lager gelegen gebied. Lange tijd heetten de straten aan de westkant en de oostkant van het nieuw gegraven kanaal ook Oudelle. Later werden die aangeduid met 'oostzijde der graften' (graften is als verleden deelwoord afkomstig van het werkwoord graven) en 'westside der graften'.
De westzijde van de Nieuwegracht tussen de Pausdambrug en de Paulusbrug werd vanaf het begin van de 15e eeuw Runnebaan genoemd. Een van de verklaring hiervoor, is dat men de 17e eeuw dacht dat op deze plek een Romeinse renbaan lag.
Het stuk Nieuwegracht – de Runnebaan – met sociëteit Sic Semper op een tekening van Grolman © Het Utrechts Archief
Een tekening van Saftleven uit 1680, de lindebomen die dit stuk Nieuwegracht zijn naam gaven © Het Utrechts Archief
Het stuk ten zuiden van de Magdalenabrug werd vanaf eind 17e eeuw aangeduid met 'Onder de Linden' – verwijzend naar de bomenrij langs het water. Tot 1910 was dit de officiële naam. Lange tijd heeft aan het eind van de Nieuwegracht, vlakbij het beeld van de hond Biru, een café met deze naam gezeten.
Op de zijgevel van het Miquelhuis (Nieuwegracht 187) staat een tekstfragment van C.C.S. Crone over dit stuk Nieuwegracht:
Zo mooi als dat keer waren de kastanjebomen nooit geweest
vermoedde ze
Wie voorbij de Magdalenabrug
Onder de Linden liep, en nergens
stilstond van bewondering
was zeker stekeblindDe westkant van de Nieuwegracht, ter hoogte van de Eligenstraat © Het Utrechts Archief
Foto bovenin De Nieuwegracht bij de Paulusbrug in 1905 © Het Utrechts Archief
Nu Nicolaasstraat, eerder verwijzing naar Anna en Karmelietenklooster
De Nicolaasstraat loopt tussen de Twijnstraat en de Sint-Nicolaaskerk. In 1390 komt ze al voor in aktes. Later heet deze straat ook Annasteechgen of Vrouwenbroedersteech. De verwijzing naar Anna is te danken aan het huis 'daer St Anna uuthangt'. Oftewel: een huis met zo'n naambord; dat stond op de zuidhoek van de Twijnstraat en de Nicolaasstraat (waar nu de viswinkel zit).
De hoek van het Nicolaaskerkhof en de Nicolaasstraat (rechts) met patiëntenwoningen van de Willem Arntsz-stichting 1970 © Het Utrechts Archief
'Vrouwenbroeders' is een aanduiding voor karmelieten (een rooms-katholieke bedelorde) die een klooster hadden gesticht ten noorden van de Sint-Nicolaaskerk. Die Karmelieten zaten eerst in de Catharijnekerk en het Catharijneconvent, maar moesten daar plaatsmaken voor de Johanniters. Het klooster van die laatste orde op het Vredenburg was neergehaald voor de dwangburcht van keizer Karel V. In 1529 kregen de Karmelieten de Nicolaaskerk en bouwden daar een klooster bij. Eind 16e eeuw werd dat klooster gesloopt.
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenaan De zuidhoek van de Twijnstraat en de Nicolaasstraat 1980 © Het Utrechts Archief
Molensteeg (niet chic) wordt Molenstraat (wel chic)
De Molenstraat heette in de 16e eeuw de Zebeecxsstege, genoemd naar de familie Zeebeke die er woonde of panden had.De Wittevrouwenpoort, getekend in 1756 © Het Utrechts Archief
Eind van die eeuw besloot de gemeente dat alle molens buiten de Wittevrouwenpoort moesten worden afgebroken en binnen de stadsmuren weer opgebouwd. Een is overgebracht naar de stadswal tegenover de steeg. Die stond daar tot het midden van de 18e eeuw. Langzamerhand werd dit straatje aangeduid als Molensteeg.
In 1924 verzochte de bewoners om er -straat van te maken 'op grond dat de woningtoestanden aldaar zoo zijn vebeterd dat de minderwaardige naam van steeg daar niet meer op zijn plaats is'.
Molenstraat 8 in 1975 © Het Utrechts Archief
De Molenstraat vanaf de Plompetorengracht 2022 © Luuk Huiskes
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenin De Molenstraat 6 en lager in 1969 © Het Utrechts Archief
'Poort in de poort' wordt hofje, 'poort' zelf wordt straat
Jan Meijen bezat in de 14e eeuw een perceel met een huis erop op de hoek van de Waterstraat. Hij had daar een berch – een hooiberg of korenberg – op staan. De naar hem genoemde steeg, later: straat, is over dit stuk grond aangelegd. Hij moet een gelovig man zijn geweest: aan de kerkmeester van de Jacobikerk had hij via zijn testament geld overgemaakt, vermoedelijk voor het houden van missen voor zijn zielenheil.
Het Jan Meijenhofje in 1953 © Het Utrechts Archief
Het Jan Meijenhofje wordt voor het eerst vermeld in een volkstelling van 1824. Toen heette het nog 'poortje in de Meypoort' – het was dus een toegang naar een 'poort'. Dat duidde toen op een rij huisjes achter de gewone huizen van een straat en slechts toegankelijk door een nauwe steeg. De Meypoort was de smalle voorganger van de huidige Jan Meijenstraat. Die voorganger werd eeuwenlang op verschillende manieren aangeduid: als Meyenpoort, maar zelfs als Mijlpoort. Deze steeg werd in het kader van stadsvernieuwing 'voor arbeidenden en minvermorgenden' eind 19e eeuw verbreed en bestraat. Toen werd de naam definitief Jan Meijenstraat. Het hofje draagt pas zijn naam sinds 1943.
Het Jan Meijenhofje in 1983 © Het Utrechts Archief
De stadsvernieuwing denderde in de jaren 70 en 80 over Wijk C heen, maar het stratenpatroon van de Jan Meijenstraat (en de Oranjestraat) keerde terug.
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenin De Jan Meijenstraat, voorheen een steeg die Meypoort heette, na de stadsvernieuwing © Het Utrechts Archief
In de Massegast woonden, net als in de naastgelegen Hekelsteeg, in de 13e eeuw kleine handelslieden. De echte bebouwing lag aan de Steenweg; richting de oever van de gracht lagen paadjes die later de stegen werden.
In het Middelnederlands werden handelslui merseniers of mersemannen genoemd. Wij zien nog een deel van dat woord terug in het begrip marskramer. En 'gast' betekende 'steeg'; denk maar aan het Duitse Gasse.
In de middeleeuwen duikt voor het eerst de naam Mersegasse op. Verwarrend genoeg werden daarmee zowel de huidige Massegast als de Hekelsteeg aangeduid. Om aan te duiden welke van de twee werden bedoeld, sprak men bij de Massegast van de Overste (=oostelijke) of Hooch Massegast. Terwijl de Hekelsteeg werd aangeduid als Nederste (=westelijke) of Leege (=lage) Massegast. Pas in de 17e eeuw krijgt de Hekelsteeg definitief zijn naam.Op de hoek van de Massegast zit een kledingzaak © Ineke Inklaar
In de jaren 60 zat kledingzaak Gerzon (gebouwd in 1910) nog op de hoek van de Massegast © Het Utrechts Archief
De Oudegracht in 1915; de Massegast is de eerste steeg links © Het Utrechts Archief
In de echte Massegast stond het Schoonhuis, de zetel voor de raadsbijeenkomsten. In 1537 verhuisden deze raadsleden naar het nabijgelegen huis Lichtenberg, nu deel van het stadhuis. Modemagazijn Gebr. Gerzon en V&D lieten begin vorige eeuw gebouwen optrekkken aan de grachtkant van de steeg.
Foto bovenin De steeg in de richting van de Oudegracht © Het Utrechts Archief
Van de Romaanse Mariakerk is nauwelijks iets over: alleen de kloostergang bestaat nog. Maar de kerk heeft wel haar naam gegeven aan vier stukjes Binnenstad. Die heten allemaal Mariaplaats. Vroeger was dat anders: toen droeg het deel ten westen van de lijn Mariastraat – Springweg (de verbinding tussen die twee straten, de 'kuil' voor het conservatorium en de weg naar de singel) de naam Mariakerkhof. Logisch. Naar de begraafplaats rond de 11e eeuwse kerk.
Het deel ten oosten van die lijn – het plein waar nu de terrassen zijn – heette al wel altijd Mariaplaats. De naam komt voor het eerst voor in 1352, als de stad en het kapittel van Sinte-Marie een afspraak maken over het schoonhouden van de plaats = het plein. Eind van die eeuw wordt het plein gebruikt als marktterrein.
In 1616 vraagt de gemeente het kapittel om een deel van het kerkhof bij de markt te trekken. Daarvoor moet een muur worden neergehaald. De naam Mariaplaats gaat dan alle vier de plekken gelden.
Een tegeltableau geeft de Mariakerk weer, zoals Saenredam die schilderde © Het Utrechts Archief
Eind 20e eeuw verrees een nieuwbouwcomplex tussen de Mariaplaats en de Walsteeg. Tot teleurstelling van de bewoners werd hun straatnaam Mgr. Lagerweijhof, naar een priester van de nabijgelegen Oud-Katholieke kerk.
Het ziekenhuis Johannes de Deo in 1984, nu het conservatorium © Wikipedia
De bewoners, die vonden dat wonen aan de Mariaplaats meer status had dan wonen aan een hof met de naam van een onbekende priester, verzochten de gemeente de naam Mariaplaats te geven als herinnering 'aan oude tijden'. Dat gebeurde.
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenin De Mariaplaats vanaf de Marga Klompébrug © Het Utrechts Archief
De Lichte en de Donkere Gaard hebben hun naam te danken aan een boomgaard. Namelijk die van bisschop Otto van Holland, die een verblijf had tussen de Servetstraat-Domplein-Het Wed en de gracht. Flora's Hof, de binnentuin naast de Domtoren, is een voortzetting van een deel van de bisschoppelijke tuin. Aan de westrand van zijn terrein verrees bebouwing.
Tekening uit 1703 van Jan de Beyer van de bisschopshof © Wikipedia
Resten van het paleis zijn aangetroffen onder het restauratieatelier van het Museum Speelklok – het pand aan de Lichte Gaard met de brede, bruine deuren, naast de muurschildering van de A.V.M.. Het paleis bestond uit twee haaks op elkaar geplaatste vleugels met in de hoek de ingang met drie torens. De rechtervleugel lag aan wat nu de Lichte Gaard is. De linkervleugel lag aan de straat die nu het Wed heet. Het bisschoppelijk paleis verloor in 1580 zijn functie toen de laatste bisschop, Frederik Schenk van Toutenburg, overleed. Het Bisschopshof herbergde daarna weeskinderen, militairen en burgers; in 1803 werd het afgebroken.
Resten van het paleis zijn aangetroffen onder het restauratieatelier van het Museum Speelklok – het pand aan de Lichte Gaard met de brede, bruine deuren, naast de muurschildering van de A.V.M.. Het paleis bestond uit twee haaks op elkaar geplaatste vleugels met in de hoek de ingang met drie torens. De rechtervleugel lag aan wat nu de Lichte Gaard is. De linkervleugel lag aan de straat die nu het Wed heet. Het bisschoppelijk paleis verloor in 1580 zijn functie toen de laatste bisschop, Frederik Schenk van Toutenburg, overleed. Het Bisschopshof herbergde daarna weeskinderen, militairen en burgers; in 1803 werd het afgebroken.
De Lichte Gaard in 1905 © Het Utrechts Archief
De Lichte Gaard in 1969 © Het Utrechts Archief
De Donkere Gaard werd ook wel 'Op de toren' genoemd, vanwege de toren van het bisschoppelijk paleis.
De Lichte Gaard heette in de 14e eeuw ook wel 'Onder de Riemsniders' naar de ambachtslieden die daar gevestigd waren.
Detail van de muurschildering van de Arnhemsche VerzekeringsMaatschappij, gerestaureerd in 2000 © Flickr
De foto bovenaan de tekst De Lichte Gaard in 1990 © Het Utrechts Archief
Braakliggend terrein is de bron van de naam Ledig Erf
Ledig Erf kennen wij Utrechters als straatnaam, maar eigenlijk betekent het gewoon 'erf waarop huizen hadden gestaan maar nu niet staat'. Uit een plattegrond van 1570 staat er ook daadwerkelijk bewoning ingetekend. Een braakliggend terrein lag net buiten de Tolsteegpoort. Waarschijnlijk kreeg het pas de naam in 1577, toen de gemeenteraad de eigenaren van afgebrande huizen bij die poort verbood deze weer op te bouwen. Zo kwam er meer verkeersruimte. Daar profiteerden later buslijn 12 en de Vuelta van.Op het Ledig Erf staat als herinnering aan de Vuelta die hier in 2022 langs reed, een beeld van Jits Bakker dat is geïnspireerd op wielrenner Poulidor © Het Utrechts Archief
In 1893 verzochten enkele omwonenden van het Ledig Erf om een naamswijziging. Zij gaven de voorkeur aan Tolsteegplein omdat die aanduiding 'aangenamer is voor dat gedeelte van de stad wat zich in een zeer druk verkeer verheugt, veel bezocht wordt door breidelingen en aan beide zijden door de Tolsteegsingel is begrensd'. Ze kregen hun zin niet.
Het Ledig Erf in 1969, toen al een drukke verkeersweg © Het Utrechts Archief
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenin Het Ledig Erf in 1933 met een rotonde voor de Jongeriusgarage © Het Utrechts Archief
De Laan van Puntenburg is genoemd naar een buitenplaats – een zomerverblijf voor rijke stedelingen. Deze was in de 17e eeuw gesticht en lag tussen de Catharijnesingel en de plek waar nu de sporen lopen. Ongeveer halverwege. De buitenplaats lag buiten de poorten van de stad, aan de Catharijnesingel. Er stond een herenhuis op en een tuinmanswoning. Rond de bebouwing stonden vruchtbomen en was een Engelse tuin aangelegd. Langs het huis lag een laan.Buitenplaats Puntenburg in 1880 © Het Utrechts Archief
Het herenhuis is in 1893 afgebroken omdat vlak daarnaast, aan de singelkant HGB II – een kantoor van de NS – gebouwd zou worden. De tuin werd gebruikt voor de verbreding van de Laan van Puntenburg. De zuidelijke helft van de straat is aangelegd na het gereedkomen van HGB III – de Inktpot.Luchtfoto met HGB III, 1949 © Het Utrechts Archief
Nu is de Laan van Puntenburg een stenige, rommelige straat. Niets herinnert aan de lieflijke omgeving. Maar de gemeente gaat deze herinrichten; de omgeving moet stukken groener worden.
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenaan Laan van Puntenburg 2022 © Luuk Huiskes
Logisch, dat de Kromme Nieuwegracht eerst de Regenboog heette
In 1390 besloot het stadsbestuur dat er een nieuwe gracht moest worden gegraven in het oostelijke stadsdeel. Die gracht moest van noord naar zuid lopen van de Plompetoren tot aan de Sint-Servaasabdij. Zo ontstonden de Plompetorengracht, de Drift, de Kromme Nieuwegracht en de Nieuwegracht.
Plattegrond van Utrecht uit 1711, de halve cirkel van de Kromme Nieuwegracht is goed te zien © Het Utrechts Archief
Waar nu de Kromme Nieuwegracht loopt, lag toen de grenssloot van het gebied dat het kapittel [geestelijke gemeenschap] van Sint-Pieter bestuurde en waar het rechtsprak. Waarschijnlijk werd die sloot uitgevragen en voorzien van kademuren. Aan de andere kant lag een straat die de Regenboog werd genoemd. Niet verwonderlijk, want op de plattegrond heeft die straat de vorm van een halve cirkel. De naam Regenboog heeft lang aan de Kromme Nieuwegracht gekleefd. Pas in 1738 komt de aanduiding Kromme Nieuwegracht voor het eerst voor.
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenin Kromme Nieuwegracht in 2022 © Het Utrechts Archief
Mestkuilen verraden de oorsprong van naam Lange Koestraat.
De Lange Koestraat is begonnen als een naamloze weg 'aen Sinte Jacobs Velt'. Dat de straat parellel aan het Vredenburg agrarisch gebied was, waarop koeien werd gehouden, blijkt ook uit latere archeologische vondsten. Daar werden namelijk middeleeuwse mestkuilen aangetroffen. Ook het onderdeel 'Velt' in de naam verwijst naar boerenactiviteiten. Later werd de naam Coestraet.
Met koeienhandel heeft de straat niets te maken: die vond vanaf het eind van de 13e eeuw plaats op de Neude.De Lange Koestraat, hoek Willemstraat in 1934 © Het Utrechts Archief
Omdat de steeg die haaks op deze straat uitkwam, Korte Koestraat heette, werd de 'gewone' Koestraat in de wandelgangen Lange Koestraat. Oorspronkelijk liep zij verder door. Maar in de jaren 30 van de vorige eeuw werd de bebouwing aan de oostkant gesloopt voor wat de St. Jacobsstraat zou worden.
De Lange Koestraat maakt deel uit van Wijk C, waar veel panden tijdens stadsvernieuwing werden gesloopt.
Met dank aan het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenin De Lange Koestraat in 2011 © Het Utrechts Archief
De naam Kintgenshaven is afgeleid van de achternaam Ghenekyn. Die aanduiding komt voor in een vonnis uit 1441 waarin ene Wendelmoet wordt veroordeeld tot het teruggeven van een kom aan iemand die woonde in een huis ‘geleghen in Gheenkynshaven’. Met een haven heeft de naam niets te maken: in de middeleeuwen betekende ‘have’ bezitting.
In de loop der tijd werd de naam verbasterd tot Ghynkenshaven, Kindjenshaven en Kintieshaven. Wat tegenwoordig Slachtstraat heet, droeg overigens vroeger ook de naam Kintgenshaven. De straat liep dus vanaf de Neude met een hoek naar de Lange Jansstraat.
Foto bovenin Kintgenshaven in 2011 © Het Utrechts Archief
Foto in de tekst Kintgenshaven in 1969 © Het Utrechts Archief
De Jacobsgasthuissteeg loopt van de Oudegracht naar de Springweg. Op de zuidoosthoek van de steeg, aan de gracht dus, stond het Sint-Jacobsgasthuis. Dat werd gebouwd aan het einde van de 14e eeuw. In de steeg stonden tien kameren van het gasthuis, waar arme Sint-Jacobspelgrims werden opgevangen. Die pelgrims waren onderweg naar Santiago de Compostella.
Later werden het huurwoninkjes voor arme Utrechters.
Een andere naam voor deze steeg was ‘Het Donkere Gat’. De doorgang liep namelijk onder de huizen van Oudegracht 213 en nummer 23 in die steeg door.Het Geveltekenfonds zorgde voor de verwijzing met de Jacobsschelp © Het Utrechts Archief
In de 16e eeuw hief de raad, na de reformatie, de katholieke broederschap op. Het gasthuis werd verbouwd tot woonhuis.
Tijdens de stadsvernieuwing hier en in de aanliggende Zwaansteeg werden veel panden gesloopt, met uitzondering van Jacobsgasthuissteeg 23 – een van de kameren. Ook werd de steeg verbreed. Waar ooit een perenboom stond, staat nu een beeldje dat een pelgrim voorstelt.Een beeldje van een pelgrim © Het Utrechts Archief
Achter het witte hek zou, volgens overlevering, de zangeres Heintje Davids tijdens de oorlog ondergedoken hebben gezeten.
Foto bovenin De Jacobsgasthuissteeg was oorspronkelijk breder © Het Utrechts Archief
Misschien draaide Trijn van Leemput zich wel in haar graf om, toen een van de straten langs Muziekcentrum Vredenburg – van de markt naar de singel – in 2011 Hollandse Toren werd genoemd. Die naam verwijst namelijk naar de zuidoostelijke hoektoren van kasteel Vredenburg. Zoals bekend: dat was een dwangburcht van Karel V, bedoeld om soldaten te huisvesten en de Utrechters onder de duim te houden. Hiervoor had hij het Johannieterklooster en het bijbehorende Catharijnegasthuis laten slopen.
Maar dat slopen konden de Utrechters ook. Aangespoord door Trijn van Leemput, die persoonlijk de eerste steen losgewrikt zou hebben, gingen vrouwen met houwelen het kasteel in 1577 te lijf. Het duurde nog tot 1581 tot het kasteel helemaal gesloopt was. Met het puin werd de slotgracht gedempt. De lege plek waar het kasteel had gestaan werd het huidige plein Vredenburg. De westelijke bastions bleven nog lang staan, maar werden later toch gesloopt. Het laatste stuk van het Spanjaardsgat, zoals het zuidwestelijke bastion genoemd werd, verdween in 1919.
Foto bovenin De Hollandse Toren heeft een muurschildering van Hansje van Halem uitgevoerd door de De Strakke Hand © Het Utrechts Archief
Foto in de tekst Detail van een prent uit de 17e eeuw: een stoet gewapende vrouwen, aangevoerd door van Trijn van Leemput, is op weg om het kasteel Vredenburg te Utrecht af te breken © Het Utrechts Archief
Hoog Catharijne was, toen het in 1973 werd geopend door prinses Beatrix, het grootste overdekte winkelcentrum in Europa. Het moderne complex was – toen al – omstreden omdat daarvoor de 19e eeuwse Stationswijk was gesloopt. Met de kreet ‘Bredero Boem!’ hadden tegenstanders hun afkeer van de bouwer op de muren in de stad kenbaar gemaakt.
De onderdelen van HC kregen, als goedmakertje?, namen die verwezen naar de middeleeuwen en naar Utrechtse grootheden-van-ooit. Zo werd het stuk waar nu de AH en de Action zitten, in 1975 vernoemd naar Godebald. Dit kwartier was eerst open, met een soort kiosken. Pas later is het overkapt.
Godebald was van 1114 tot 1127 bisschop van Utrecht; hij was zijn kerkelijke carrière begonnen als geestelijk leider bij de Janskerk. Aan Godebald heeft Utrecht haar stadsrechten te danken. Die schonk hij in 1122 nadat hij was vrijgelaten door keizer Hendrik V die hem gevangen had genomen. De Utrechters mochten daarna de stad beschermen met een aarden stadswal.
Andere verwijzingen naar de Utrechtse geschiedenis zijn de namen Gildenkwartier (gilden waren in de middeleeuwen vakverenigingen van ambachtslieden) en Radboudkwartier/Radboudtraverse. Die bebouwing boven de Catharijnebaan – toen nog 11-baans – is inmiddels gesloopt. Andere HC-namen in nep-oude spelling – Katreine, Trindeborch – moesten de betonkolos uit de jaren 60 en 70 een in de stad(sgeschiedenis) gewortelde, uitstraling geven.
Foto bovenin Het Godebaldkwartier in 1989 © Het Utrechts Archief
Frederik Hendrik Fentener van Vlissingen, lid van een rijk ondernemersgeslacht dat deed in steenkolen, kreeg in 1963 zijn eigen stukje kade. Zij het een jaar na zijn dood.
Eerder heette de kade tussen de Graadt van Roggenweg en de Van Zijstweg Muntkade. Naar het gebouw dat sinds 1911 op de meest noordelijke hoek van die kade stond: 's Rijks Munt – daar neergezet vanwege de ligging aan het Merwedekanaal. Handig voor de aanvoer van materialen voor het slaan van munten.
F.H. Fentener van Vlissingen in 1952 als Koningin Juliana de Jaarbeurs bezoekt met de prinsessen Irene en Beatrix © Het Utrechts Archief
Maar het meest zuidelijke stuk kreeg Frederiks naam: hij was voorzitter van de Raad van Beheer van de Jaarbeurs. Overigens noemde hij zichzelf doorgaans Van Vlissingen; anderen spraken over hem als F.H. Hij was sinds 1911 directeur van de SHV (red. Steenkolen Handels-Vereeniging), werkte na de Eerste Wereldoorlog ook als economisch diplomaat. Hij was slim en gewiekst, kreeg twee eredoctoraten: eentje van de Universiteit Utrecht en had ruim 40 (!) commissariaten. Daarnaast stond hij aan de wieg van Hoogovens, de KLM en de vliegtuigfabriek van Fokker. Tenslotte was hij ook kunstliefhebber: hij verzamelde en schonk in 1937 500.000 gulden voor de bouw van de Utrechtse schouwburg
Met dank aan Het Biografisch Woordenboek
Foto bovenin Fentener van Vlissingenkade © Gert-Jan Peddemors
Over de Lange Nieuwstraat heen, tussen de Nieuwegracht en de Oudegracht, liepen de Eligenstegen. De ene aan de westkant had 'De Grote' als voorvoegsel, die aan de oostkant 'De Kleine'. De Groet Eelgyssteghe wordt voor het eerst genoemd in 1480, als drie vrouwen een verklaring afleggen over een bevalling in een hoekhuis daar. Vermoedelijk was de naam afkomstig van een man die Eelgis heette en bekend was onder de bijnaam Groot Eelgis.
Eeuwen later wordt die aanduiding vaak verbasterd, bijvoorbeeld tot Groot Eliesteeg.
De Grote Eligensteeg, in de richting van de Lange Nieuwstraat © Het Utrechts Archief
De Gesloten Steen op de hoek van de Oudegracht/Eligenhof © Het Utrechts Archief
Aan de overkant van de Lange Nieuwstraat, richting Nieuwegracht ligt de kleine variant. Op een stadsplattegrond die leerlingen van de Fundatie van Renswoude in 1776 maken, staat deze als Kleine Eligensteeg ingetekend. In 1950 besluiten b. en w. om beide stegen samen Eligenstraat te noemen.
Na 1971 is het westelijk deel daarvan, dus de Grote Eligensteeg, grotendeels verdwenen. Daar werden het Krisiscentrum, het psychiatrisch ziekenhuis en de andere gebouwen van de Willem Arntszstichting neergezet. Het terreintje dat is overgebleven, werd omgedoopt. Het werd de Eligenhof.
De nieuwbouw van de W.A. jaren 70 © Het Utrechts Archief
Met dank aan Het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenin De Eligenhof, overblijfsel van de Grote Eligensteeg © Gemeente Utrecht
De Diaconessenstraat is in de 16e eeuw begonnen als Keyensteechgen. Maar er werden ook andere aanduidingen gebruikt: het Masensteechgen, maar ook ’t Meulensteechien (=Molensteegje) achter ’t Wijstraet. Die precieze plaatsaanduiding was nodig, omdat er ook een Molensteeg bij de Bakkerbrug was – nu: de Hamsteeg – en eentje bij de Springweg – nu: de Andreasstraat. Maar er was er nog een: bij het Wittevrouwenklooster. Dat is de huidige Molenstraat.
De Molensteeg tussen Oudegracht en Pelmolenweg dankt haar naam aan de Sprokkelmolen op de stadswal. De Sprokkel stond op bolwerk Sterrenburg. Het was een houten draaibare windmolen.
Om verwarring te voorkomen, besloten b. en w. eind 19e eeuw om de Molensteeg in de zuidelijke Binnenstad te vernoemen naar het Diaconessenhuis. Dat was een soort ziekenhuis, waar christelijke vrouwen liefdewerk deden: ze werkten ‘tot verligting van alle geestelijke en tijdelijke ellende’. Een diacones is feitelijk een onbetaalde protestantse verpleegster. Het Utrechtse Diakonessenhuis is het oudste ziekenhuis in Nederland. Rond 1930 verhuisde het naar Utrecht-Oost.
Op de hoek van de Diaconessenstraat en de Oudegracht zat later het Christelijk Gymnasium, daarna het Luzac College voor particulier onderwijs.
Foto bovenin Het Christelijk Gymnasium aan de Diaconesssenstraat © Flickr
Foto in de tekst De Diaconessenstraat hoek Oudegracht © Het Utrechts Archief
Aan de Choorstraat zat jarenlang stoffenzaak Wébé, in de traditie van deze middeleeuwse straat. Hier zat na 1300 het centrum van de lakenhandel. Laken is in de middeleeuwen een wollen stof die nadat hij geweven is, wordt vervilt. Hierdoor wordt de stof sterker en warmer.
Aan de westkant van de straat – de Wébé-kant – stond het zogeheten wanthuis; dat is de plek waar de detailhandel plaatsvond. De naam van het pand: Scarlaken. In aktes heet de straat (in het Latijn) 'Onder de Lakensnijders'. Een lakensnijder is een stoffenkoper.
De naam Choorstraat duikt pas in 1787 op. Eerst was dat alleen de naam voor het stuk ten zuiden van de Steenweg, maar omdat de beide delen (blijkbaar) als een geheel werden beschouwd, gold die later voor die twee stukken.
Het zuidelijke stuk tussen de Steenweg en de Zadelstraat is aangelegd na het slopen van het koor van de Buurkerk. Die kerk was oorspronkelijk katholiek, maar diende vanaf eind 16e eeuw als thuisbasis voor gereformeerden. Die vonden het koor met altaren en het sacramentshuisje waar de hosties werden bewaard, niet nodig. En – heel modern – afbreken van dat bouwonderdeel was beter voor de doorstroming van het verkeer. Plus: de stadskas profiteerde van de verkoop van grond om te bouwen.
Met dank aan Het Utrechts Straatnamenboek
Foto bovenin De Choorstraat in 2014 © Het Utrechts Archief
Foto in de tekst De Choorstraat in 1927 © Het Utrechts Archief
De Loeff Berchmakerstraat dankt haar naam aan een persoon. Maar van welke generatie? De 14e eeuwse straat die eerder Cleyne Jacopinenstrate heette, werd in de 15e eeuw naar een Berchmaker (Loef is zijn voornaam) genoemd. Mogelijk bezat Opa Loef daar vastgoed.
Kleinzoon Loef(f) was lakenverkoper en zat in de raad in 1455-1456 en na 1479. Hij koos in een ruzie over de benoeming van de bisschop de kant van de paus, pro David van Bourgondië. Die aanstelling leidde tot opstootjes. 'Hij nam een groot deel aan de woelingen'.
Hij werd verbannen, riskeerde de doodstraf als hij zou terugkeren. Maar jaren later, in 1469, werd hij weer in genade aangenomen. Op voorwaarde dat hij zou zweren geen wraak te nemen voor de dood van zijn zoon, die was gesneuveld in de twisten rond de bisschopsbenoeming. Voortaan mocht Loeff jr. jr. weer meestemmen tijdens vergaderingen van zijn gilde.
In 1481 trad hij 'met eenig voetvolk in soldij der stad'. Utrecht wilde namelijk zich verdedigen tegen Maximiliaan van Oostenrijk die met 12.000 soldaten en 200 ruiters de stad belegerde. Die keizer hij wilde dat David van Bourgondië – de favoriet van de paus – als bisschop in ere werd hersteld. Dat gebeurde ook na de Stichtse Oorlog; op 1483 werd het vredesverdrag daarvoor getekend.
De straat is trouwens niet naamvast: in de 16e eeuw komen zowel de varianten Loeffballemakersstraet voor als Ballemaeckerstraet.
Met dank aan Het Utrechts Straatnamenboek en Biographisch Woordenboek der Nederlanden
Foto in de tekst De Loeff Berchmakerstraat op een tekening uit 1988 door W. Heinen © Het Utrechts Archief
De A.B.C.-straat is aangelegd rond 1392. In een akte staat dat goudsmid Johan die Gruter van het kapittel van Oudmunster in erfpacht heeft ontvangen 'een hofstede alzo als zi geleghen is in die Nywestrate'. Op de achterkant staat aangetekend: 'Leyenborch op den hoeck van de ABC straet'.
©Michael Kooren
Later heette deze straat Grutersstege (naar deze Johan of naar zijn nakomelingen), later wordt dat Grutersstraet. Eind 15e eeuw heet de straat A.B. straet; in een rekening uit 1485 is sprake van de ABC straet. Mogelijk is de straat genoemd naar een huis dat 'Het ABC' heette. Die aanduiding kwam vaker voor.
Dat de straatnaam verwijst naar een school, blijkt een stadslegende. Overigens heeft het appartementencomplex hier wel een verwijzing naar dit broodjeaapverhaal: het heet De Juf.
Met dank aan Het Utrechts Straatnamenboek
Foto in de tekst © Michael Kooren
Ineke Inklaar | 11 mei 2023
De oudste nog bestaande straatnaam in Utrecht is de Donkerstraat. Die wordt al als Dunkerstrate vermeld in een akte uit 1242. Dat staat te lezen in Het Utrechts Straatnamenboek van Erik Tigelaar dat net is verschenen. De bijna 350 straten die dateren van vóór 1850 worden uitgebreid beschreven.
Eeuwenlang ontstonden namen als vanzelf. Tigelaar onderscheidt drie categorieën:
-een straatnaam die iets zegt over de richting of ligging; de Mynrebroerderstraat 1398 heet zo vanwege het nabije Minderbroedersklooster. Maar ook namen van (hoek)huizen klinken door: de Zwaansteeg dankt haar naam van het huis Den Zwaen op de hoek met de Oudegracht
-een straatnaam verwijst naar een kenmerkende eigenschap: de ouderdom, de vorm, de grootte. Bijvoorbeeld: de Kromme Nieuwegracht, de Breedstraat
-een straatnaam verwijst naar de functie van de straat: bijvoorbeeld naar de handel die daar werd bedreven of de ambachtslieden die eraan woonden: bijvoorbeeld Vismarkt en Lange Lauwerstraat (een lauwer was een leerlooier).
6x van naam veranderd
Utrecht kreeg al in 1122 stadsrechten en was vanaf de 12e tot midden 16e eeuw de grootste en belangrijkste stad van de noordelijke Nederlanden. Eerst waren grote gebieden binnen de stadsmuren nog onbebouwd.
Al in de middeleeuwen ontstonden straatnamen op plekken waar mensen wonden of reisden. In 1165 werd de Zadelstraat vermeld als ‘platea suburbana’ = straat onder de burcht. De straat verbonden namelijk het bisschoppelijk paleis en de Mariaplaats.
Straten wisselden in het begon nog vaak van naam. De Dorstig Hartsteeg maakt het wel erg bont. In 1412 heette die in een akte Ghisensteghe, in 1424 Jans Walenstege en in 1576 Ghysensteech nu geheten Johans Walensteech. In de 17e eeuw werd dat Hendrick de Royensteegjen alias het Drie Dorstige Hertensteegjen.
Waren het eerst vooral de omwonenden die de naam verzonnen, vanaf de 17e eeuw bemoeide het stadsbestuur zich daarmee. Op de vrijgekomen kloosterterreinen kwam chique bebouwing, die vroeg om welluidende namen. De Suylensteech werd na verbreding Suyenstraert, de Gorsteeg heette na verschuiven van de rooilijn Haverstraet.
De eerste keer dat een straat naar een persoon werd genoemd was in 1840: de Noorderkade werd omgedoopt tot Van Asch van Wijckskade; de haaks daarop staande Wiltsteeg werd de Van Asch van Wijckstraat. Een cadeautje aan de burgemeester die ervoor had gezorgd dat de noordelijke stad was geüpgradet.
Steeg => straat
In 1844 publiceerde Nicolaas van der Monde zijn driedelige Geschied- en oudheidkundige beschrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, wedden, putten en pompen der stad Utrecht. Daarmee was hij de eerste in Nederland die oude straatnamen verklaarde.
In diezelfde tijd kregen sommige straatnamen een negatieve lading. Was in de middeleeuwen steeg nog een neutrale term, later riep deze een associatie op met armoede en vuil. Dus werd in 1836 de Vuilsteeg op verzoek van enkele bewoners omgedoopt tot Sint Annastraat. De laatste keer dat zoiets gebeurde, was in 1963. Toen doopten b. en w. de Zilversteeg om in Zilverstraat. Ook kon de slechte reputatie van een straat leiden tot andere naamgeving: in 1863 werd de Catharijnestraat daarom Lange Wilemstraat.
De eerste keer dat er sprake was van samenhang in de naamgeving, was in 1861, toen op een terrein achter bierbrouwerij De Boog vijf nieuw straten kwamen. Die hielden allemaal verband met de brouwerij: de Boog-, de Brouwer-, de Mout--, de Hop- en de De Kockstraat. De Kock (met k o c k), zo heette de brouwer.
Foto De Kockstraat (Zeven Steegjes) is genoemd naar de eigenaar van brouwerij De Boog @Wikimedia