Navigatie menu
zoeken
Bewogen geschiedenis: van daklozen tot woningzoekenden
Bewogen geschiedenis: van daklozen tot woningzoekenden
 UTRECHTS' VERLEDEN  Bewogen geschiedenis: van daklozen tot woningzoekenden
Elaine Vis |
BSK 1 2024

De Binnenstad is slechts een paar woongroepen rijk. Vaak in panden die in de 80er jaren zijn gekraakt. Een van de bekendste panden is het Labrehuis aan de Plompetorengracht. Wat is de voorgeschiedenis en welke hobbels zijn er genomen door de voormalige bewoners?

In 1832 werd Plompetorengracht 8-8a gebouwd als openbare school. 106 jaar later koopt Stichting Benedictus Labre het pand om er dakloze mannen in te huisvesten. Het gymlokaal wordt verbouwd tot kapel. De daklozenopvang verhuist in 1977 en het pand komt leeg te staan. De gemeente onderzoekt de mogelijkheid om er zogeheten Van Dam-eenheden in te bouwen. Dit lijkt onhaalbaar. Vervolgens komt Lisman BV uit Zeist met een plan voor 54 luxeappartementen. Er komt toestemming en in 1979 koopt Lisman voor 4 ton (gulden) het pand dat kort daarvoor driemaal is gekraakt en ontruimd. Het bedrijf laat de trapleuningen, leidingen, ramen en vloeren deels kapotslaan om kraken te ontmoedigen.
De woningmarkt stort in en in 1980 biedt hij het pand aan de gemeente aan voor 9 ton. De gemeente hapt vooralsnog niet.

Kraakacties
10 maart 1982 kraken 25 woningzoekenden Plompetorengracht 8-8A met succes. Ze mogen voorlopig blijven. Buurtgroepen en maatschappelijke organisaties steunen de kraakacties en verwijten de gemeente politieke onwil om er groepswonen te realiseren.
Twee jaar later beslist de Raad van State: het pand krijgt definitief een woonbestemming. Het mag niet gesloopt worden. Mede dankzij de krakers is beschermd stadsgezicht behouden. De ijspegels hingen destijds aan het plafond. De eerste maanden na de bezetting waren er twee gaskachels in het kolossale pand. Gaandeweg werd het gebouw leefbaar gemaakt. Pas toen zicht kwam op langer verblijf, doordat de gemeente het pand in eigendom kreeg, spekten krakers die het betalen konden de bouwpot met 80 gulden per maand. Daardoor kon het meest noodzakelijke opgeknapt worden.
Onder andere werd er door de bewoners zelf een kilometer lange gasleiding aangelegd, elke kamer kreeg een kachel. Bij de keuring bleek de leiding, tot stomme verbazing van de medewerkers van het gasbedrijf, in één keer te voldoen. Geen lek.

Rond 1988 presenteerden de krakers in samenwerking met architectenbureau De Kleine Stad een verbouwplan voor groepsbewoning. Het ene na het andere haalbaarheidsonderzoek volgde. Uiteindelijk lag er een financieel haalbaar verbouwplan samen met bouwmaatschappij Stichting Lieven de Key waarin bewoners betrokken worden bij de werkzaamheden om kosten te drukken. Na de verbouwing eind jaren 90 verhuurde woningcorporatie Portaal het voormalige tehuis voor dakloze mannen voor groepsbewoning.
Het bijna 60 meter diepe pand telt tegenwoordig 31 kamers, zes keukens, acht wc’s, zeven badkamers en een tuin. 

Foto bovenin: Het gekraakte Labrehuis in 1982. Bovenin de dakgoot het blauw geverfde beeld van Benedictus Labre die symbolisch het pand bewaakt tegen knokploegen van de eigenaar. Foto © Peter van Ooijen

Lees ook hoe het is om er nu te wonen.

 

 

Screenshot 2024-03-20 at 14.55.26

Redactie | 2 december 2023

Vlakbij de Keukenstraat pronkt vanaf vandaag een nieuwe lantaarnconsole. De console, een geschenk van de gemeente aan de voorzitter van de Historische Vereniging Oud-Utrecht Dick de Jong, is gemaakt door Laura Kok. Met dit cadeau wordt de 100-jarige Historische Vereniging Oud-Utrecht blijvend herdacht.

In de loop van het jaar zijn er al veel activiteiten geweest; een feestelijke verjaardag met een koninklijke onderscheiding op het stadhuis in maart en een rondreizende tentoonstelling over 100 jaar (Oud-)Utrecht, een Doeboek over de stadsgeschiedenis voor 11.000 basisschoolleerlingen en een wijkentour over erfgoed in de wijken. Ook een symposium Erfgoedparticipatie en een zeer drukbezochte Nacht van de Utrechtse Geschiedenis 2023.
Onder de bezoekers van de Nacht van de Utrechtse Geschiedenis is een verkiezing gehouden. Wie is volgens hen de belangrijkste historische en betekenisvolle Utrechter? Anna Maria van Schurman (1607 -1678) was één duidelijke winnaar.

publiekopeningschurmanVeel belangstelling voor de aanbieding © Gert-jan Peddemors

Anna Maria Schurman kreeg huisonderwijs en blonk uit in talen. Naast de moderne talen leerde ze Grieks, Latijn, Hebreeuws, Chaldeeuws, Arabisch, Syrisch en Ethiopisch. Ook leerde ze de vaardigheden van tekenen, boetseren en het schrijven van gedichten. In die tijd mochten vrouwen niet studeren buitenshuis.

Gordijntje
In 1636 nodigde professor Voetius, haar buurman, Anna Maria uit om ter ere van de nieuw opgerichte Universiteit Utrecht een lofdicht uit te spreken. Haar gedicht was een klassiek stededicht met een lofzang op stad Utrecht en op de nieuwe Universiteit die geestelijke rijkdom zou brengen. Maar bij deze gelegenheid sprak ze zich voor het eerst in het openbaar uit over de toelating van vrouwen tot de universiteit ‘Maar, vraag je misschien, wat heb je op je hart? Wel, vrouwen worden niet tot de universiteit toegelaten’.

Haar pleidooi om vrouwen toe te laten verscheen in internationale kranten en leverde Van Schurman Europese roem op. Anna Maria correspondeerde daarna met geleerden in heel Europa en Voetius stond haar vervolgens toe om vanachter een gordijn colleges bij te wonen. Dat Anna Maria daarmee de eerste vrouwelijke student was, kreeg later meer bekendheid dan haar wetenschappelijke en creatieve werk. Van Schurman werd het boegbeeld voor de wetenschappelijke ontwikkeling van vrouwen.

laurakok Beeldhouwster Laura Kok voor de nieuw aangebracht lantaarnconsole © Gert-Jan Peddemors

In de console van de hand van beeldhouwster Laura Kok staat de beeltenis van Anna Maria.  Het begin van haar lofdicht ’O Utreght lieve stadt, hoe soud ’ick u vergeten’ en het motto van Universiteit Utrecht ‘Sol Iustitiae Illustra Nos’ (red. Zon der gerechtigheid verlicht ons) zijn ook in steen vereeuwigd.

 

Foto bovenaan artikel
Aanbieding van de console aan de voorzitter van de Historische Vereniging Oud-Utrecht Dick de Jong, op de foto  professor Leen Dorsman, locoburgemeester Lot van Hooijdonk en Pieta van Beek (specialist Anna Maria van Schurman) © Gert- Jan Peddemors

woningannamariaschurmanVlak naast het oude woonadres van Anna Maria Schurman, op Achter De Dom 8 is een gevelsteen aangebracht en er ligt een QR code die verwijst naar een verhaal over haar in de Utrecht Time Machine.


hofjeschurmanSinds 2018 is er een Anna Maria van Schurmanhofje, ingericht tussen Keukenstraat en de Magdalenastraat, met hulp van wetenschapper (en Anna Maria van Schurman specialist) Pieta van Beek.
______________________

 

 

utrechtsvelreden jim terlingen

Een Utrechtse gevelsteen op Wieringen

20 juni 2023 | Jim Terlingen

Dit verhaal begint ver weg van Utrecht, in de kop van Noord-Holland. In Oosterklief (gemeente Hollands Kroon) om precies te zijn. Tot 1924 was dit gebied nog het eiland Wieringen, maar dit feit is hier niet van belang.

Historicus Johan Mels stuit hier in 2020 op een ingemetselde steen in een muur van een oud schuurtje naast een boerderij. De afbeelding is vervaagd, maar samen met de tekst die eronder staat, wordt hem duidelijk dat het een afbeelding is van een 'konijnenberg’. 

tweemannenkonijnenbergh Historicus Johan Mels (links) en boerderij-eigenaar Arjen Akse staan bij het oude schuurtje in Oosterklief

Er zijn maar een paar gevelstenen in Nederland met dit onderwerp. Meestal gaat het dan om een verwijzing naar een herberg met konijnen op het menu. In de boerderij, die stamt uit 1800, heeft echter nooit een herberg gevestigd gezeten, dus Mels gaat op verder zoek naar de oorsprong van de steen.

Mels ontdekt een tekening uit 1840 van de Utrechtse historicus Van der Monde die er verrassend veel op lijkt. Hij vraagt het Utrechts Geveltekenfonds (UGTF) of het wellicht om dezelfde steen kunnen gaan.

tekeningkonijnenberghDe tekening (ca. 1840) van Van der Monde. Het adres Korte Minrebroederstraat F 4 is later gewijzigd in Korte Minrebroederstraat 7. Afbeelding © Utrechts Archief

Bij de tekening van Van der Monde staat een adres dat verwijst naar de Korte Minrebroederstraat (op de hoek met de Annastraat), maar in het Utrechts Archief zijn geen verwijzingen te vinden naar een herberg op deze plek.

Deskundigen stellen echter vast dat de overeenkomsten tussen de steen en de tekening zo groot zijn dat het wel om dezelfde steen móet gaan en zij zien in het 17e-eeuwse pand op Korte Minrebroederstraat 7 een verstoring van het metselwerk op de meest logische plek voor een gevelsteen. Daarop besluit het UGTF om op deze plek weer zo’n steen te plaatsen.

gevelsteenjim_wieringen_vp

De steen in het schuurtje is daarvoor niet bruikbaar, hij is zwaar verweerd en gebroken. Het UGTF laat daarom een ontwerp maken voor een replica en stelt in overleg met de gemeente de kleuren vast. De financiering komt rond door de bijdragen van de eigenaar van het pand, MHM Vastgoed, het K.F. Hein Fonds en het Carel Nengerman Fonds. En nadat de vergunning wordt verleend, kan beeldhouwer Ruud van de Vliet aan het werk.

En nu straalt D’Knyneberch weer op zijn oude plek.


korteminrebroederstraatDe locatie: Korte Minreboederstraat 7 (foto 2020, Google Maps)

Het Utrechts Geveltekenfonds organiseert op vrijdag 23 juni 2023 om 16.00 uur op Korte Minrebroederstraat 7 de officiële onthulling door historicus Johan Mels, de man bij wie alles begon.

Mels bracht onlangs in eigen beheer het boekje 'Een Utrechtse gevelsteen op Wieringen' uit. "Het is helaas al uitverkocht. De rechten van dit boekje en nog een andere over Wieringen heb ik geschonken aan de Historische Vereniging Wieringen", meldt hij desgevraagd.

 

Met dank aan Nieuws030 waar dit verhaal eerder verscheen.

 

 

Screenshot 2023-06-20 at 14.14.15Ineke Inklaar | BSK 2 2023

PERKAMENT – Bijna altijd ligt de oorkonde uit 1122 waarin keizer Karel V Utrecht stadsrechten geeft, veilig opgeborgen in het depot van Het Utrechts Archief. In een geklimatiseerde ruimte, zonder licht en met een stabiele luchtvochtigheid om verval te voorkomen.

Eén keer per jaar, op de Stadsdag van 2 juni, en eens in de vier jaar als een nieuw college aantreedt, komt het perkament tevoorschijn. En een heel enkele keer krijgt het Centraal Museum het in bruikleen voor een tentoonstelling.
‘Een paradox’, zegt rijks- en gemeentearchivaris Kaj van Vliet, ‘dit is Utrechts belangrijkste document. Iedere Utrechter zou het met eigen ogen moeten kunnen zien. Maar het document is te kwetsbaar’.
Dat het negen eeuwen telt, is zichtbaar. De oorkonde vertoont gaten op de vouwen. Hierdoor missen delen van woorden. Van het keizerlijk zegel is slechts een derde over. ‘Oorspronkelijk was ook de troon zichtbaar’. In 2014 is het stuk gerestaureerd.
‘De oorkonde lag waarschijnlijk eerst in de oudste parochiekerk, de Buurkerk tegenover het raadshuis aan de Steenweg. Waar precies, weten we niet. De kerk is later in de middeleeuwen grondig verbouwd. Misschien – net als in Amsterdam –achter een ijzeren deur, met meerdere sloten’. 

A4’tje
Na 1300 gaat de akte naar de Catharijnepoort, bij het huidige Vredenburg. Daar ligt hij met tientallen andere belangrijke stadsdocumenten in een kist met hang- en sluitwerk: der stat kiste. Onderop, vermoedelijk. ‘Drie keer gevouwen, tot het formaat van een A4tje’.
Dan gaat het kalfsperkament aan de wandel: van het stadhuis in Huis Lichtenberg (1540) naar kasteel Vredenburg in 1570. De hertog van Alva heeft het opgeëist; hij wil het stadsbestuur onderwerpen. In 1577, na de val van de Vredenburg, is de oorkonde terug op het stadhuis.
Begin 19de eeuw is het document zoek. Dat blijkt als burgemeester Van Asch van Wijck de stadsgeschiedenis wil vastleggen. Utrechts eerste stadsarchivaris Samuel Muller vindt het terug als hij het archief inventariseert. Het krijgt nummer 37.
Daarna is de oorkonde thuis op Drift 27: nu bibliotheek, ooit archief. In 1968 gaat het naar het nieuw gebouwde archiefdepot aan de Alexander Numankade. Daar ligt het document in een doos waarin het liggend vervoerd kan worden zonder dat het mechanische schade oploopt.

Van Vliet: ‘We laten de oorkonde zoveel mogelijk in depot. Voor belangstellenden en onderzoekers zijn er perfecte scans’.

 

Foto bovenaan Archivaris Kaj van Vliet haalt de stadsakte uit 1122 uit de bewaardoos © Michael Kooren

 

 

screenafdelingerfgoedutrverledenTon Verweij | BSK 1 2023

MONUMENT – Als je in Utrecht een beschermd monument* gaat verbouwen of schilderen, krijg je te maken met de afdeling Erfgoed (voorheen: Monumenten). Wat doet deze gemeentelijke afdeling en hoe betrek je ze bij jouw plannen?

Je ziet het helaas regelmatig: een mooie historische gevelwand aan één van onze grachten of straten met een pandje dat opvalt door fout kleurgebruik. Bijvoorbeeld bij de kozijnen of de gestucte gevel van een beschermd monument. Eigenaren denken vaak te makkelijk over het schilderen van hun gevel. Terwijl die juist beeldbepalend kan zijn in het stadsgezicht.

Een eigenaar kan fouten voorkomen door de kennis bij de afdeling Erfgoed te gebruiken. Daar zitten vakspecialisten die kunnen adviseren bij bijvoorbeeld de kleurkeuze en over wat wel en niet mag bij de verbouw van monumenten. Richard Rodenburg is zo’n vakspecialist die graag met eigenaren praat. Samen met het hoofd van de afdeling, ­Heleen Zijlstra, vertelt hij wat Erfgoed allemaal doet.

Restaureren?
Een dilemma bij restaureren is vaak: ga je reconstrueren, dus terugrestaureren naar hoe het vroeger was, of ga je het conserveren, zodat het in de huidige staat goed bewaard blijft? Richard: ‘Dat eerste vergt erg veel onderzoek en het is maar de vraag of je het vroegere tijdsbeeld kunt achterhalen. De consequentie is ook dat latere toevoegingen worden verwijderd waarmee een deel van het verhaal van een gebouw wordt weggepoetst. Wij kijken wat van belang is en hoe kan je het aanpassen zodat het echt kan worden gebruikt, want dat laatste vinden we zeker ook belangrijk. Als dat wat aanpassingen van monumentale zaken met zich meebrengt, dan is dat zo. Een monument is niet statisch en door de eeuwen heen al vaak veranderd. Je kan het ook positief benaderen en het beschouwen als een extra tijdslaag zoals wij dat noemen. Hiermee laat je de ontwikkeling van een gebouw zien’.

Heleen: ‘Dit vraagt altijd om een serieuze afweging per geval waarbij je de monumentwaarde moet afzetten tegen zaken als bewoonbaarheid, kosten, duurzaamheid en behoefte aan bijvoorbeeld woonruimte. Het is dan ook zaak voor de initiatiefnemers om van te voren contact te zoeken met een Erfgoedadviseur om samen te bekijken wat wel en niet kan’. 

Energiemaatregelen
Een moeilijk punt bij monumenten zijn de maatregelen om het energieverbruik te verminderen. Veel panden lenen zich niet voor standaardoplossingen zoals spouwmuurvulling en isolatieglas. Voor het isoleren van ramen gelden strenge eisen. De ramen bij monumenten zijn over het algemeen voorzien van roeden; deze zijn heel bepalend voor het historisch gevelbeeld en moeten gehandhaafd blijven. Toepassing van het speciale isolerende monumentenglas is dan een optie. Dit glas isoleert goed en kan vaak in de bestaande roeden worden geplaatst.

Het veel duurdere, maar beter isolerende vacuümglas wordt nog niet veel toegepast. Een andere mogelijkheid is het gebruiken van achterzetramen. Dit heeft wel het nadeel dat het vaak de ventilatiemogelijkheden beperkt en extra ramenlapwerk oplevert. Ook is het opletten geblazen dat er geen inwendige condensvorming plaatsvindt. Voorzetramen aan de buitenkant zijn bij monumenten niet toegestaan. Net zomin als één grote glasruit met opgeplakte nep-roeden.

Bij zonnepanelen is de benadering soepeler. Richard: ‘Vanaf 2010 was ‘niet zichtbaar vanaf de openbare weg’ een vereiste. Sinds 2021 wordt hier wat genuanceerder naar gekeken en is vooral de plek waar de panelen zichtbaar zijn, van belang. Er is tegenwoordig dus meer mogelijk. Ook de Commissie Welstand en Monumenten kijkt naar de situatie en beoordeelt vooral of de zonnepanelen het historisch straatbeeld niet te veel verstoren. Het moet er wel netjes uit zien’.

mensenvanerfgoedAdviseur Richard Rodenburg (l) en afdelingshoofd Heleen Zijlstra © Ton Verweij

Heleen: ‘Het is een onderwerp waar in heel Nederland vele commissies zich druk om maken. Ook de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed wordt vaak om een standpunt gevraagd, maar die stoeit er ook nog mee. Wij zijn daar nog niet helemaal uit, maar in Utrecht mag over het algemeen meer dan in heel veel andere steden’. 

Wie met vragen zit over mogelijke aanpassingen van een beschermd monument, kan contact opnemen met Erfgoed via monumenten@utrecht.nl . Ook op de website www.utrecht.nl/erfgoed is veel informatie te vinden, bijvoorbeeld over subsidies. Op de www.erfgoed.utrecht.nl staan verhalen over de geschiedenis en het erfgoed in de stad.

*De minister wijst de beschermde rijksmonumenten aan; Utrecht doet dat bij de gemeentelijke monumenten. Daarbij weegt het algemene belang om erfgoed te beschermen mee. 

Behouden, beschermen, koesteren
De afdeling telt zo’n veertig medewerkers. Ze werken op het Stadhuis, Stadskantoor en in Leidsche Rijn (Castellum Hoge Woerd). Naast monumentenzorg doen ze archeologisch en bouwhistorisch onderzoek, maar besteden ze ook aandacht aan geschiedenis van de wegen, grachten en parken. In Museum Hoge Woerd doen ze aan publiekseducatie. Het werkterrein van de afdeling is breed: vandaar ook de naamswijziging in Erfgoed.

Volgens monumentenadviseur Richard Rodenburg gaat het niet alleen om de panden, maar ook om de omgeving van die panden zoals bijvoorbeeld de Maliebaan, maar ook om parken en de singel. Afdelingshoofd Heleen Zijlstra noemt de belangrijkste taak het behouden, beschermen, koesteren en (doen) gebruiken van het erfgoed, in de breedste zin van het woord.

Sommige medewerkers van Erfgoed wroeten graag in de grond: de afdeling Archeologie. Is er in de Binnenstad een bouwput, dan komt die afdeling al gauw in actie om sporen uit de middeleeuwen of zelfs uit de Romeinse periode te zoeken. Soms gaat dat snel, soms gaan er maanden overheen.

De afdeling Erfgoed bemoeit zich slechts zijdelings met de werfkelders, omdat dit zo’n omvangrijk en ingewikkeld project is, dat daar een aparte organisatie voor is ingericht die groter is dan de hele dienst Erfgoed.

 

Foto boven © Ton Verweij   Het oude stadhuis laat zien dat bij renovatie best veel veranderd kan worden.

 

overalls poortman

Bert Poortman | Bert Poortman

INDUSTRIE – Zijn er in de Binnenstad nog werkers met een overall of een stofjas? Tot zo’n vijftig jaar geleden was dat een herkenbaar beeld. De Binnenstad kende veel bedrijvigheid: niet alleen kleine zaken, maar ook fabrieken.

Overal in de Binnenstad was industrie te vinden. Stoomaandrijving had bijvoorbeeld weduwe Verkerk in haar stoomkaarsenmakerij achter Lange Nieuwstraat 41, die bereikbaar was vanuit de Reguliersteeg.
Op het Vredenburg stond van W.H. de Heus sinds 1832 een met stoom aangedreven koperpletterij en daar kwam in 1842 een gasfabriek bij. Een nog bestaand bastion van het oude kasteel bleek geschikt voor de gasstokerij. In de werkplaatsen van bedrijven kwam naast verlichting ook aandrijving met gasmotoren. De gasmotor was kleiner, vroeg niet voortdurende aandacht van machinisten in blauwe overall of stokers en had geen hoge schoorsteen nodig. De stoom- en gasaandrijving in bedrijven werden na 1910 geleidelijk aan vervangen door elektrische motoren.
Ook het stukje Binnenstad rond de Haverstraat kende industrie. Schuurman had een machine met stoomaandrijving staan in zijn zeepfabriek achter het pand Oudegracht 213, tussen de Zwaansteeg en het Donkere Gat, een andere naam voor de Jacobsgasthuissteeg. Op datzelfde terrein tussen deze stegen was ruimte voor een tweede fabriek. In 1864 begon de familie Hamburger er een stoom aangedreven loodpletterij, tot de verhuizing in 1871. 

Visschersplein
Productiebedrijven bleven tot ongeveer 1970 sterk aanwezig in de Binnenstad. Nu herinneren maar weinig panden of locaties daaraan: de panden zijn gerestaureerd naar de oorspronkelijke functie of gesloopt.
Aan het Visschersplein liepen tot 1995 de overalls nog regelmatig binnen bij ijzerhandel Lekkerkerker, nu een kledingwinkel op Lijnmarkt 25. Ook stonden daar de magazijnen van Het Nederlandse Wolhuis met een machinale breierij. Net als het magazijn met kantoor van de Coöperatieve Inkoopvereniging Eendracht maakt Macht met koffiebranderij, tapperij, spoelplaats en kantoor.
Ruim zeventig jaar geleden zagen we in de Boterstraat het fabriekspand van de Utrechtsche Kinderwagenfabriek, de Stichtse Houthandel met zagerij, de zuivelfabriek van de N.V. Verenigde Melkbedrijven. Nieuwbouw vervangt al deze oude industriepanden.

Abels
Er is echter een uitzondering op dat slopen/herbestemmen: in het gebied rond parkeergarage Stro­steeg. Aan de Oudegrachtkant van de garage staan de bedrijfshallen van drukkerij van Abels. Nog wel. Abels had zijn kantoorboekhandel op Oudegracht 193, nu het pand van Beadies, waar de kralen in de oude letterkasten liggen.

Abels3mrt2023Vanaf het dak van de parkeergarage Strosteeg is nog de bedrijfshal van drukkerij Abels te zien © foto Luuk Huiskes

Sinds 1908 werd het drukwerk gedaan in die bedrijfshallen aan de Strosteeg met een drukkerij, zetterij en binderij. Haverstraat 29 had een doorgang voor de aan- en afvoer van drukwerk. Daarvan is nu niets meer te zien. Ook van de bedrijfshallen zal aan het einde van dit jaar niets meer te zien zijn, zij worden binnenkort gesloopt om de bouw van 38 appartementen mogelijk te maken.

Gewerkt wordt er nog steeds in de Binnenstad, net als vroeger doen velen dat vanuit hun huis. Alleen zijn deze werkers niet meer te herkennen aan een overall of stofjas maar aan minder zichtbare digitale bereikbaarheid.

 

Binnenstadsbewoner Bert Poortman is lid van USINE (Utrechtse Stichting voor INdustrieel Erfgoed)

Foto bovenin Aan het Visschersplein/hoek Boterstraat zat een melkfabriek © Het Utrechts Archief

 

 

 

Screenshot 2023-03-03 at 11.54.15

Anna Sterk | 2 februari 2023

De forten van Utrecht liggen niet in de binnenstad, maar nergens in Nederland zo dicht bij de stad. En wat maken wij als binnenstadbewoners veel gebruik van ze, een willekeurige greep: we wandelen er of gaan naar een opera (Rijnauwen), brengen onze (klein)kinderen naar de kinder- en buitenschoolse opvang of naar scouting (Lunetten), organiseren bijeenkomsten en feesten (De Klop), zwemmen er (Ruigenhoek), bezoeken een museum, nemen terloops de Romeinse geschiedenis mee (Vechten) en denken aan de omgebrachte verzetsstrijders (De Bilt). Wie heeft de historische waarde en inmiddels ook de biologische van dit rijke erfgoed aan militaire verdedigingswerken op tijd ingezien en heeft afbreken weten te voorkomen. We gaan op bezoek bij de Menno van Coehoorn Stichting sinds 1993 gevestigd aan de Mariaplaats.

Eric-Jan Broeken, secretaris van de stichting en voormalig beroepsofficier genie van de landmacht vertelt: ‘in 1927 waren er plannen voor de A1, de eerste snelweg in Nederland, dwars door de Naarden Vesting.’ Hij wijst naar een portret van Generaal Snijders, ‘die ging hier gelukkig voor liggen en het ging niet door. Toen is in 1932 de Stichting genoemd naar de beroemde vestingbouwer Menno van Coehoorn opgericht met als doel het behoud van militaire objecten en het vergroten van kennis. Dit is gelukt, de focus ligt nu meer op gebruik en forten hebben nieuwe functies. Een mijlpaal is de toekenning van de Hollandse Waterlinie op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Deze beschermde status heeft voor- en nadelen. Er zijn weliswaar gelden voor o.a. restauratie beschikbaar, maar niet alles mag zo maar. Iedere verandering moet aan bepaalde eisen voldoen en goedgekeurd worden.’ 

coehoornFoto © Luuk Huiskes  Een model van het mortier van Menno van Coehoorn

Een enorm legaat

De Stichting is geheel onafhankelijk, ontvangt geen subsidies en heeft geen bezit. De forten waren van defensie, toen van domeinen en nu eigendom van gemeenten, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en particulieren. Broeken licht toe: ‘De laatste nazaat van de familie Van Coehoorn heeft een legaat aan de stichting nagelaten en dat garandeert het voortbestaan van de Stichting voor een lange periode. Het is wel onze taak het praalgraf van de beroemde vestingbouwer (1641-1704) in de hervormde kerk in het Friese Wijckel te onderhouden en we verlenen wel subsidie voor publicaties, onlangs aan de commissie Overzeese Vestingwerken, want dat is ook ons onderzoeksgebied, evenals de Atlantic Wall en de Koude Oorlog. Broeken verwacht publiciteit over de bunkers in de binnenstad. ‘

De toekomst

De Stichting werkt met zeer bevlogen vrijwilligers in alle provincies, bestaande uit mannen en enige vrouwen. ‘De meeste vrijwilligers zijn in de derde fase van hun leven, evenals onze begunstigers en dat baart ons zorgen,’ vertelt Broeken. ‘De focus zal de komende jaren gericht zijn op samenwerking met andere organisaties, zoals de Erfgoedvereniging Heemschut, de Kastelenstichting en op automatisering; kortom op modernisering. Ook een meer proactieve opstelling is noodzakelijk om nieuwe begunstigers te kunnen aantrekken. Vorig jaar bestonden wij 90 jaar, we hebben er geen aandacht aan besteed, maar in ons beleidsplan werken we nu toe naar een groots eeuwfeest. We willen ons 100 jarig bestaan als relevante speler binnen het erfgoed veld gaan behalen.’ Ten slotte wijst de secretaris op een model van het draagbare Coehoornmortier (1674), dat tot ver in de 20e eeuw nog gebruikt is door de marine om bevoorradingskabels van het ene schip naar het andere schip te schieten. Met Van Coehoorn in gedachten bezoeken we een volgende keer dit mooie erfgoed rondom onze stad.

 

 

Screenshot 2023-02-02 at 10.04.50

Jim Terlingen | 25 januari 2023

Dit artikeltje gaat over één specifiek gebouw, gevestigd op Mariaplaats 22 vlakbij de de singel. In de Tweede Wereldoorlog werd het gebruikt door het Duitse militaire gezag in onze stad, het 'Ortskommandantur’.

Het was toen een opvallende plek. De in Zuilen geboren Cees Kooijman (1934) vertelt op deze website over dit gebouw: 'Op weg van en naar school kwamen we dikwijls langs de prachtige witte villa op de hoek van Mariaplaats, het gebouw waar later de Steenkolenhandelsvereniging werd gevestigd. De Duitsers hadden het gevorderd, om er de Ortskommandantur, hun plaatselijke hoofdkwartier, in te vestigen. Het hing vol met borden en opschriften. Allemaal in het Duits gesteld en voor ons onbegrijpelijk.'
'Altijd stonden er twee norse Duitse schildwachten voor hun wachthokje. Regelmatig zagen wij dat er mooie beelden en schilderijen naar binnen werden gebracht, waarschijnlijk geroofd uit huizen van gedeporteerde joden, al wisten wij dat toen niet. Bleef je even staan kijken, dan werd je meteen afgesnauwd. "Fort, fort, weck hier Mensch" hoorden we dan roepen. Wij waren niet de enige kijkers.'
'Met gierende banden reden "gevlekte" auto’s in en uit. Op zekere keer werden er allemaal geboeide mensen uit grote vreemde auto’s geschopt. We begrepen toen dat het er niet pluis was, en meden verder die weg naar en van school.'

Kort na de oorlog, in 1946, wordt dit gebouw in het tijdschrift Oud-Utrecht genoemd in een oproep. Het Utrechts gemeentearchief vraagt om foto’s van de nare tijd die net achter de rug is. Onder meer opnamen van dit perceel op de Mariaplaats met het bord 'Ortskommandantur' ontbreken op dat moment in de collectie.

jim_1946-4-25_oud_utrecht

Als je kijkt wat er anno 2023 in de beeldbank van het Utrechts Archief staat, dan lijkt deze oproep voor wat betreft het pand op de Mariaplaats géén resultaat gehad te hebben. Ook het pand op het Domplein met zo'n bord ervoor ontbreekt trouwens. Maar gelukkig komen er vanaf stoffige Duitse zolders meer en meer fotoplakboeken te voorschijn van soldaten die in Utrecht waren. Kijk:

ortskommandanturIn het plakboek staat bij de foto geschreven '1942'. Op het tweede bord staat trouwens 'Annahmestelle für Freiwillige in den Niederlanden zum Eintritt in die Deutsche Wehrmacht'. Het was dus toen ook een plek om je aan te melden om mee te vechten met de Duitsers (over deze foto: mocht er 77 jaar na de oproep nog steeds een gemeentelijke behoefte zijn, dan zorg ik dat hij in de collectie komt).

Even voor dit fotomoment liep het groepje Duitsers naar het 'Ortskommandantur' toe:

soldatenEn daarna waren ze op het station.

soldatenopstationJT

Het pand op Mariaplaats 22 was trouwens echt mooi. 
Tussen 1896-1910 was er het Utrechts Leesmuseum gevestigd.

leesJT
Meer over het Leesmuseum in Utrecht leest u in dit artikel van Arjan den Boer in de Duic.
Het pand werd in 1956 gesloopt om plaats te maken voor iets moderns.
Tsja, wat bezielde de mensen? 

MariaplaatsJTDe Mariaplaats vanaf de Willemsbrug, met links het kantoorgebouw van de Steenkolen Handelsvereniging (1969) Foto © Het Utrechts Archief

Overige foto's uit de collectie van Jim Terlingen
Hoofdfoto van G.J.J. van Wimersma Greidanus: Het pand Mariaplaats 22 in 1945, vanuit een raam aan de Catharijnesingel
Foto Het Utrechts Leesmuseum rond 1900 © Het Utrechts Archief

 
Reageren? terlingenschrijft@kpnmail.nl
Zie ook: www.jimterlingen.nl
 

 

 

historische rijkdom1

Ton Verwey | 5 december 2022

Op zaterdag 3 december vond er voor geïnteresseerden en buurtbewoners een informatiebijeenkomst plaats in de Geertekerk. Het ging over het initiatief van het Utrechts Klokkenluiders Gilde (UKG) om een luidklok aan te brengen in de dakruiter of vieringtoren van de Geertekerk. Een kleine groep geïnteresseerden was naar de Geertekerk gekomen om de presentatie van de plannen mee te maken. Tevens werd de klok onthuld en deze kon, inclusief alle details, van nabij worden bekeken.

De vieringtoren op de Geertekerk markeert het dakpunt waar het koor, het schip en beide dwarsbeuken van de kerk elkaar ontmoeten. Deze vieringtoren is bij de restauratie in 1956 weer teruggeplaatst, maar zonder luidklok. In tegenstelling tot de twee grote klokken in de toren, die de gelovigen oproepen naar de kerk te gaan, had de klok in de vieringtoren vooral een liturgische betekenis. Zij werd geluid om bepaalde momenten in de kerkelijke liturgie te markeren.

Oorspronkelijk was het UKG van plan hiervoor speciaal een klokje te laten gieten en daar ook een happening van te maken op het Geertekerkhof. Toen onlangs een historische luidklok uit 1537, van de Utrechtse gieter Jan Tolhuys, op een veiling te koop werd aangeboden liet het UKG deze kans niet voorbijgaan en deed mee aan de biedingen. Het UKG slaagde er in de klok te verwerven voor € 7.500,- en schenkt deze nu aan de Geertekerk, waar de Remonstrantse Gemeente Utrecht al jaren is gevestigd. Dit betekent dat de vieringtoren geschikt moet worden gemaakt voor het aanbrengen van de klok en de klokkenstoel. Dit wordt gecombineerd met het grootonderhoud van het dak van de Geertekerk dat gepland staat voor 2023.

De aangekochte klok weegt ongeveer 70 kg en heeft een diameter van 48 cm. Voor de kenners: de slagtoon is F2 en deze past goed bij de huidige grote klokken. De klok draagt de naam Jezus-Maria-Johannes-Anna (Anna is de moeder van Maria). Op de klok is een ronde plaquette aangebracht met een afbeelding van de Heilige Familie rond het kindje Jezus in de kribbe (zie foto. De Geertekerk heeft straks een bijzonder trio van drie klokken, gegoten door de grootmeesters van de laat-middeleeuwse Nederlandse gietkunst: Steven Butendiic, Geert van Wou en Jan Tolhuys.




Screenshot 2022-12-05 at 13.08.54


Elaine Vis | 24 november 2022

Met het net uitgegeven boekje Wandelen over de Utrechtse stadswal in de hand waan je je soms even in de 17de eeuw. 20 tekeningen van de 17de eeuwse kunstenaar Herman Saftleven zijn gekoppeld aan hedendaagse foto’s van fotografe Maite Meijlink. In het boekje staat telkens links een tekening en rechts een foto. Samen vormen ze de beschrijving van een drie uur lange wandeling over de (deels) nog bestaande stadswal rondom de Binnenstad. Tijdens de wandeling vertalen gezichtspunten uit de historische tekeningen zich in fotografische stadsgezichten en vice versa.

Voor liefhebbers van Utrecht; de geschiedenis, 17de eeuwse kunst, maar ook voor hedendaagse fotografen is Wandelen over de Utrechtse stadswal een interessant boekje. De fotografe zet bij elke zwart-wit foto kort uiteen waarom zij met haar camera voor een bepaalde benadering koos of op welke elementen uit de tekening van Saftleven zij inzoomde.

Laurens Schoemaker neemt ons mee in het leven van de kunstenaar en vertelt over zijn werkwijze.

tekening 12Bolwerk Lepelenburg (detail) met houten schuren, getekend met zwart krijt en penseel in grijs rond 1650 door Herman  Saftleven © particuliere collectie

fotodetail12wandelenLepelenburg © Maite Meijlink

De tekeningen van Saftleven (1609 – 1685) zijn een lust voor het oog. Soms is het even puzzelen om de hedendaagse omgeving terug te vinden, soms is het meteen duidelijk en lijkt er niet zoveel veranderd in de bebouwde omgeving. 

Tekening16wandelingDe Vaartse Rijn (detail) circa 1650, zwart krijt, penseel in bruin © Staatliche Museen zu Berlin, Kupferstichkabinett, foto Dietmar Katz

Foto 16De Vaartsche Rijn bij de Tolsteegbrug © Maite Meijlink

In de zeventiende eeuw zag de stadswal er niet zo aangeharkt uit als nu. De verdedigingswerken werden nauwelijks onderhouden en de stadsmuur was begroeid met vegetatie. Op de waltoren bij de Mariaplaats groeide een boom.
Vijf bolwerken; Begijnenbolwerk, Wolvenburg, Lucasbolwerk, Lepelenbrug en Mariabolwerk, lagen op een soort eilanden in de gracht. Je kon erheen met een kleine houten brug. De gronden werden verpacht om er te hooien.

In de 19de eeuw werd het Zocherplantsoen aangelegd rondom de binnenstad. De stadswallen van soms wel 8 meter hoog werden grotendeels afgebroken.

De in het boekje beschreven vijf kilometer lange wandeling is gebaseerd op 20 uitgelichte tekeningen van Herman Saftleven. Hij maakte er meer dan 150, allemaal vanaf de Utrechtse stadswal.
De route begint op de Vredenburgkade voor de deur van café Het Gegeven Paard. Drie uur later ben je rond, op de Rijnkade, met een hoofd vol historische indrukken. De stad zindert in zijn rijke verleden.

Wandelen over de Utrechtse stadswal
Te koop in de Utrechtse boekhandels

of www.rkd.nl
ISBN 978-90-9036-358-5 – RKD

en www.matrijs.com
ISBN 978-90-5345-601-9 – distributie Uitgeverij Matrijs

Afbeelding bovenaan artikel: Stadsplattegrond van Joan Blaeu, kopergravure uit 1649 © Het Utrechts Archief

 

Opera Trijn hommage aan 16e eeuwse verzetsvrouw

Erik van Wijk | BSK 1, 2022

Binnenstadsbewoonster Trijn van Leemput (1530-1607) wordt in de weekenden van 11 en 12 en van 18 en 19 juni weer tot leven gebracht. In een opera wordt ze opgevoerd als icoon van burgermoed en vrouwenemancipatie.

De Utrechtse is een historisch belangrijke figuur. Ze woonde in het huis ‘Die Vergulde Craen’ (Oudegracht 17) met bierbrouwer en hopman Jan Jacob van Leemput. Vlakbij, op het bastion Morgenster, stond de molen voor de brouwerij. Bij de Zandbrug staat nu het charmante beeldje van Trijn, die bekend staat om haar verzet tegen de Spanjaarden.

TrijnvanLeemputFoto: Trijn van Leemput, schilder onbekend © collectie Centraal Museum

Bob Zimmerman en Ruben van Gogh hebben in opdracht van de Stichting Stadsopera Trijn (www.stadsoperatrijn.nl) een opera geschreven over de verwikkelingen in het jaar 1577. De Utrechters hadden de Spaanse troepen na gevechten verjaagd, maar het bleef onrustig in de stad. Zou die gehate dwangburcht Vredeborch niet opnieuw door gewapende troepen worden bezet? Politieke belangengroepen en hun ongeregelde huurlingenlegers aasden op dit machtscentrum. Vredeborch diende niet om de stad te verdedigen: de kanonnen stonden juist gericht op de binnenstad, om roerselen en opstanden van de burgerij te kunnen bedwingen. De Utrechters wilden dat het kasteel gesloopt werd, maar de Staten waren tegen. Mei 1577 sloopten de inwoners, onder leiding van Trijn van Leemput en een grote groep vrouwen, de gehate burcht. De vrouwen wrikten de eerste stenen los, waarna andere burgers de muren met bijlen, hamers en houwelen afbraken. De opera, een wereldpremière, geschreven voor het Klein Opera Koor, wordt uitgevoerd in de grote zaal van Tivoli/Vredenburg. Precies op de plek waar in die tijd de burcht stond. Een bijzonder evenement en ook experiment. Het is een fantastische concertzaal, maar geen operahuis of schouwburg. De grote ronde zaal kent geen achterwand. Koor, orkest (het Utrechtsch Studenten Concert), solisten, drie aanvullende groepen zangers (waaronder een kinderkoor) moeten allemaal op de vloer worden geplaatst. Hier zullen regisseur Jeroen Lopes Cardozo en dirigent Roel Vogel het verhaal tot leven brengen met 100 spelers en een compleet symfonieorkest van 75 musici. Het belooft een groots spektakel te worden. Geplaatst en gesponsord in het kader van Utrecht900. Een opera voor en door Utrechters.

Een verhaal om als Utrechter trots op te zijn. De vermaarde mezzosopraan Karin Strobos, maakt van Trijn een vrouw om in je hart te sluiten.

 

Geen voorde, maar een veerpont

Ineke Inklaar | 13 januari 2022

Doe je ogen dicht en stel je voor dat je een Romeinse soldaat bent. Je loopt aan de noordkant het fort op het Domplein uit en stuit dan op de Oude Rijn. Een grote, brede rivier.

Met je collega-soldaten duid je die plaats aan als Traiectum. Anderen nemen die naam over en verbasteren dat in de loop van eeuwen tot Utrecht. Geschiedschrijvers leggen vast dat de oorsprong van die stad ligt in het castellum (fort) op het Domplein. Dat klopt. Wat niet klopt, is de uitleg van de betekenis van de Romeinse term Traiectum. Eeuwen lang werd verklaard: dat komt van ‘doorwaadbare plaats’ in het Latijn.

De Utrechtse archeoloog Eric Graafstal heeft een andere verklaring. Hij legt zijn theorie uit in het Jaarboek Oud-Utrecht 2021. Hij baseert zich op allerlei informatie die is gekoppeld: topografische kaarten, plattegronden, luchtfoto’s, bodemonderzoek. Zo komt hij tot een nieuwe kaart van Utrecht (en het Domplein) rond het begin van de jaartelling. Dat is de tijd van de limes, de grens van het Romeinse rijk. De Rijn is de grensrivier met daaraan in en om Utrecht de drie forten Fectio (Vechten), Domplein en De Meern (Hoge Woerd). De Rijn is dan een grote rivier, bij Vechten 120 meter breed en 6 meter diep. Bij het Domplein is die iets kleiner.

De castella (forten) liggen met hun brede front pal aan de rivier. De hoofdpoort ligt nog geen 10 meter uit de oever. Zo is er een havenfront, waar vrachtschepen veilig konden afmeren. Vanaf het fort kunnen de soldaten ze namelijk bewaken en met geschut beschermen. Nu komt ‘t. Graafstal schrijft: ‘Er is geen enkele aanleiding om ter hoogte van de Utrechtse binnenstad een voorde [doorwaadbare plaats, red.] in de Rijn te veronderstellen.’ De ondergrond ten noorden van het Domplein wijst erop dat de rivierbedding daar in de Romeinse tijd zo’n 5 meter diep (!) is. Dat is lastig lopend oversteken...

veerpont
Bomend oversteken met de nagebouwde pont © Dominik Schmitz, LVR-ZMB voor LVR-Archeologisch Park Xanten

Dat maakt het hoogst onwaarschijnlijk dat Traiectum een ‘doorwaadbare plaats’ aanduidde. De archeoloog: ‘Strikt genomen betekent het werkwoord traiicere ‘overzetten’.’ Hij denkt eerder dat in Utrecht deze term verwees naar een reguliere oversteek. ‘Een veerpont dus.’

Doorgezaagde kano
In het LVR-RömerMuseum in Xanten is een replica van zo’n pont te zien, gemaakt door het Utrechtse bedrijf Sars Houtbouw. Kees Sars heeft er tien maanden met Duitse jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt aan gewerkt.
‘Het is het kleintje onder de platbodems. Grappig is, dat de oervorm van een pont tegenwoordig nog steeds dezelfde is als toen. Een pont heeft nog steeds een opgebogen voor- en achtervlak waar hij tegen de oever kan opvaren. Alleen gingen er toen mensen, dieren en karren op; tegenwoordig auto’s.’

Zijn pont is 14.88 meter lang en 2.60 meter breed en heeft een holte van 70 centimeter. ‘Hoe groot die in Utrecht precies was, is niet bekend. Maar scheepsarcheoloog Jaap Morel heeft ons wel op basis van zijn onderzoek de standaardverhoudingen gegeven.’ Sars noemt de vorm een overblijfsel uit de kanotijd. ‘De Romeinen waren echte ingenieurs. Op een gegeven moment hebben ze zo’n kano doorgezaagd en planken ertussen gelegd.’ Hij heeft eerbied voor de bouwers-van-toen: ‘Als je ervaart hoe ze dat deden met die duizenden spijkers die ze allemaal hebben omgeslagen...’

De nagemaakte Romeinse veerpont staat nu in een hal in het museum. Maar toen de platbodem net klaar was, heeft Sars ermee de Duitse rivier de Lippe overgestoken. ‘We hebben er twee, drie weken mee gevaren. Geweldig!’

Lees ook Romeins dorp in de rubriek Bewoners en Straten

< naar dossiers-overzicht

Scrhijf je in voor de nieuwsbrief
Eerder verschenen papieren uitgaven
Plusbus stopt
Binnenstadsjongeren
Bewogen geschiedenis: van daklozen tot woningzoekenden