TivoliVredenburg heeft met maar liefst 1924 donaties totaal €102.400 opgehaald. Door deze crowdfundingactie kan de monumentale vleugel van architect Herman Hertzberger in ere worden hersteld. Het gebouw opent zich met de nieuwe entree aan het Vredenburgplein naar de binnenstad van Utrecht.
Donateurs krijgen als waardering voor hun donatie bijvoorbeeld een concertfoto naar keuze, een festivalpasse-partout of kunnen hun naam straks in de nieuwe foyer laten stralen.
Ontmoetingsplek
Met de renovatie straalt ook deze vleugel straks de filosofie van TivoliVredenburg uit: de hele dag open voor iedereen, een podium voor alle muziekgenres en een ontmoetingsplek. Je kunt een kijkje nemen bij de fototentoonstelling, iets drinken bij de bar, luisteren naar intieme optredens of een blik werpen op de monumentale Grote Zaal.
In 2024 bestaat TivoliVredenburg 10 jaar. Dat jaar krijgt de Grote Zaal weer zijn eigen ingang, gericht naar de stad. De verbouwing van de gevel en de nieuwe entree gaat komend voorjaar van start. De renovatie van het interieur begint in de zomer van 2024.
TivoliVredenburg voert dit renovatieproject uit samen met veel partijen. De nieuwe gevel en de publieksentree zijn ontworpen door architectenbureau AHH; het architectenbureau van Herman Hertzberger. Architectencollectief deMunnik-deJong-Steinhauser, dat onder meer het Forum in Groningen ontwierp, richt het interieur van de foyers rond de Grote Zaal in.
Rondom
Ook de omliggende straten (Hollandse en Vlaamse Toren) worden aangepakt. Met de gemeente Utrecht, architectenbureau NOAHH en Hoog Catharijne wordt gewerkt aan nieuw straatmeubilair, meer groen en aan herplaatsing van een stukje van de oude stadsmuur. Een energiezuinig lichtontwerp zal de straten een stuk lichter en sfeervoller maken.
Impressie bovenaan artikel © HermanHerzbergerArchitecten
Ben Nijssen | 20 februari 2023
Het referendum over het Stationsgebied werd in 2002 gehouden. Hierop gebaseerd werd in 2003 het Masterplan Stationsgebied Utrecht vastgesteld. Eén van de zaken die hierin waren vastgelegd was een gebiedsruil tussen de Jaarbeurs en de gemeente Utrecht.
In 2013 werd de zogenaamde gebiedsomklap afgesproken, deze hield in dat de Jaarbeurs de westelijke helft van het Jaarbeursgebied gaat ontwikkelen en de gemeente de oostelijke helft. Deze overdracht van gronden moest in 2023 worden uitgevoerd. En warempel, als je nu op het grote parkeerterrein van de Jaarbeurs achter de Croeselaan gaat kijken, zie je daar de bulldozers aan het werk, alle bestrating is inmiddels al verwijderd. Maar wat gaat er eigenlijk verder gebeuren?
Jaarbeurs twijfelt
Om bij de Jaarbeurs te beginnen: die twijfelt in feite nog hoe zijn toekomst eruit moet zien. Begrijpelijk, zij krijgen te maken met enorme investeringen terwijl de markt heel sterk aan veranderingen onderhevig is. De plannen, die ze tot nu toe hebben laten zien, hielden in dat hun nieuwe gebouwen flexibeler aan de aanvragen voor evenementen moeten kunnen worden aangepast. Daarnaast moeten er ook woningen en kantoren gebouwd worden.
Bovenal moet de buitenruimte en de ruimte op daken aantrekkelijker worden en met groen aangekleed. De Jaarbeurs streeft naar een levendige verbinding met het gemeentelijke deel van het beursgebied. Het parkeren van de bezoekers moet helemaal naar de westelijke oever van het Merwedekanaal worden verplaatst. Stond de Jaarbeurs eerst te trappelen om te beginnen en vond de leiding dat de gemeente te traag opereerde, nu treuzelen ze heel erg om met concrete uitwerkingen te komen.
Gemeente pakt aan
De gemeente is voortvarender te werk gegaan. Er zijn inmiddels al heel wat inspraakbijeenkomsten georganiseerd. In 2017 werd er voor het gebied, als één van de eersten in Utrecht, een omgevingsvisie vastgesteld. In 2017 werd ook al de megabioscoop Kinepolis met 14 zalen gebouwd. In 2018 werd begonnen met de bouw van de 92 meter hoge Galaxy toren, hierin komt het Amrath hotel met daarboven appartementen.
De bouw hiervan loopt al vanaf het begin niet voorspoedig. De bij de bouw betrokken ondernemingen voeren onderling juridische procedures, onder andere over de gevelbekleding. Dit heeft een enorme vertraging en schadeclaims tot gevolg. Oplevering wordt nu eind dit jaar verwacht.
Veel voortvarender vindt vanaf vorig jaar de bouw van het Wonderwoodsgebouw plaats; je ziet het wekelijks hoger worden tot het eindelijk ook 90 meter hoog wordt. De gemeente wil met dit gebouw een statement in het gebied afgeven. Het gebouw moet de visie op het Beurskwartier uitstralen, onder meer moet de spectaculaire begroeiing van de gevels met bomen en ander groen het Healthy Urban Living-gevoel gaan uitstralen. Het gebouw krijgt een menging van functies met ontspanning, wonen en kantoren.
Bestemmingsplan: 2500 woningen
De omgevingsvisie is verder uitgewerkt in een bestemmingsplan. Hierin staat aangegeven hoeveel woningen, kantoren en andere bedrijven er kunnen komen en waar parken gepland zijn. Ook staat erin welke gebouwen moeten verdwijnen of een andere functie krijgen. Dit bestemmingsplan is in november 2021 door de gemeenteraad vastgesteld.
In totaal moeten er minstens 2.500 nieuwe woningen in verschillende prijsklassen komen voor 4000-5000 mensen. Dit zal een grote groei van het aantal bewoners van de Binnenstad betekenen. Ook moet er werkgelegenheid voor ongeveer 5000 mensen komen. De gebouwen krijgen hoogten variërend van 20 tot 90 meter en een levendige plint. De plinten zijn bestemd voor cultuur, recreatie en uitgaan.
Auto’s geweerd
Auto’s worden zoveel mogelijk geweerd uit het gebied. Bewoners kunnen gebruik maken van deelauto’s of moeten hun auto aan de westzijde van het Merwedekanaal parkeren. Het hotel krijgt overigens wel een parkeerkelder. Eind 2022 tot begin 2023 kon er gereageerd worden op een stedenbouwkundig plan Beurskwartier. Dit jaar moet dit vastgesteld gaan worden.
Heikel punt in de plannen is de sloop van de woningen aan de Croeselaan. De bewoners hebben tot het eind geprobeerd sloop tegen te houden door onder andere met een alternatief plan te komen. Juist op de plek van hun huizen staat één van de twee parken voor de toekomstige bewoners van het gebied gepland.
Verschillende raadsfracties hebben zich er hard voor gemaakt de huidige bewoners van de Croeselaan zo goed mogelijk te compenseren voor het verlies van hun woning met een gelijkwaardige woning en een vergelijkbare huur. Deze woningen moeten gebouwd gaan worden aan de overkant van de Croeselaan op een stuk grond, genaamd Ondaan, van de Rabobank.
De vraag is nog een beetje wanneer er daadwerkelijk gestart wordt met de gebouwen in het Beurskwartier. In ieder geval duurt dat nog zo lang dat het parkeerterrein dat nu verwijderd is een tijdelijke groene invulling gaat krijgen.
Fotografie: Gert-Jan Peddemors
Elaine Vis | BSK 4, 2021
Op de Croeselaan ontvouwt zich het beeld van de toekomst. In tegenstelling tot de oude Binnenstad wordt hier de auto weggewerkt uit het straatbeeld en autobezit ontmoedigd. Regeren is vooruitzien. De naar schatting 5000 toekomstige bewoners in het gebied weten van meet af aan waar ze aan toe zijn.
Omringd door veel bouwlawaai likken huidige bewoners hun wonden. De dramatische beslissing dat ze hun huis uitmoeten valt loodzwaar. Voor deze plek liggen de nieuwbouwplannen klaar. Er komt een groene wijk met vijf speels opgezette flats in een groen park. De bewoners en de kleine bedrijfjes uit de nieuwbouw beschikken over een groen besloten binnenterrein. Van de circa 3000 geplande woningen, is minimaal 35 procent sociale huurwoning en 25 procent van de woningen valt in het middensegment. De verschillende typen worden gespreid over de bouwblokken in een mix van koop- en huurwoningen. Op het Jaarbeursplein komt nachthoreca.
Ver weg parkeren
Op elke hoek van de veelkantige flatgebouwen is een kleine fietsenstalling, voor ongeveer 60 mensen, minder anoniem dan één grote stalling. In het parkgebied is plaats voor een paar deelauto’s. Privé autobezit krijgt geen plek. Toch een eigen auto? Dan parkeren verder weg in de omliggende wijken. Maar waarom zou je met zoveel ov op een steenworp afstand? Huidig bewoner Pet van de Luijtgaarden kon er dit voorjaar al niet over uit. Tientallen jaren heeft hij genoten van een auto voor de deur. ‘De grond van een parkeerplaats brengt zo’n 60.000 euro op. Het gaat hier echt niet alleen over een duurzame wijk neerzetten zonder auto’s, met veel groen. Het Stationsgebied gaat toch alleen over geld?’ Toch groeit er een nieuwe generatie op zonder de wens van een auto voor de deur. In New York is parkeerloos bouwen al lang gebruikelijk en Amsterdam heeft de parkeernorm bij nieuwbouw losgelaten. Geparkeerde en rijdende auto’s nemen veel ruimte in, publieke ruimte waar ook woningen en parken kunnen komen.
Onder de grond
De rij geparkeerde auto’s op de Croeselaan tussen de Van Zijstweg en Jaarbeursplein zullen volgend jaar verdwijnen. Parkeren speelt zich dan alleen nog onder de grond af. De enige openbare plek is Parkeergarage Croeselaan, bij de knip onder het Jaarbeursplein. Het is een garage met kentekenherkenning, 778 parkeerplaatsen en 42 elektrische oplaadpunten. De Knoop, met kantoren voor rijksdiensten en een congrescentrum voor de Rijksoverheid, heeft onder de grond voor de medewerkers en bezoekers plek voor 500 fietsen en 200 parkeerplaatsen. Het verder gelegen Rabokantoor uit 2011 beschikt daarentegen over een kleine 1000 fietsparkeerplaatsen en 1500 parkeerplaatsen voor auto's voor medewerkers en bezoek.
E-bikes
In 2023 wordt Wonderwoods opgeleverd. Het gebouw met 12.750 m2 kantoorruimte en 248 huurwoningen heeft in de ondergrondse garage slechts 160 parkeerplaatsen. Een parkeerplaats huren is beperkt. Bewoners kunnen via een app gebruik maken van deelvervoer; e-bikes, e-scooters en e-cars. De meest gebruikte vervoersmiddelen bij Wonderwoods worden fietsen. Op de begane grond is een royale fietsenstalling speciaal voor de bewoners gerealiseerd. Het moment komt dichter bij dat je op de Croeselaan alleen nog auto’s ziet die op of uit een parkeergarage komen. Geen blik meer op straat. De fietsersstromen die nu op het kapotgevroren duurzame fietspad voorbijtrekken zullen niet meer langs een rij geparkeerde auto’s komen. Zij fietsen als het ware door een stadspark. Op naar de toekomst.
Feiten
33 procent van de Binnenstadsbewoners is tevreden over de mogelijkheid om de fiets in de buurt te parkeren. Dat is het laagste percentage van de hele stad. Omgekeerd noemen andere Utrechters zich grotendeels (76 procent) tevreden over de fietsparkeerplekken in het centrum.
62 procent van de Binnenstadsbewoners heeft geen auto. Dat wil zeggen: in 2019, volgens de laatste peiling van de gemeente. 35 Procent heeft één auto, 3 procent van de huishoudens heeft er twee. Voor heel Utrecht geldt, dat slechts 33 procent van de huishoudens autoloos is.
10 procent van de Binnenstadsbewoners heeft een deelauto gebruikt via particulier autodelen. 14 procent maakt gebruik van een deelauto via een informeel netwerk; 13 procent reed in een deelauto van een commerciële organisatie.
Ben Nijssen | 8 augustus 2021
Vier gebouwen van zo’n 90 meter hoog staan vlak bij elkaar in het gebied pal tegen de westzijde van het spoor. Drie zijn er alweer enige tijd in gebruik, het stadskantoor, het World Trade Center (WTC) en de 266 appartementen tellende woontoren De Syp.
De gevel van kantoorgebouw Central Park is af en wordt nu van binnen ingericht. Het groene middendeel waaraan dit gebouw zijn naam ontleent, is al ingericht met bomen. Ondertussen wordt in hoog tempo, twee weken per verdieping, een woongebouw met vijftien etages en 120 appartementen in de schaduw van de omringende reuzen gebouwd. In oktober zal dit gebouw het hoogste punt bereikt hebben. Tussen dit gebouw en De Syp komt nog een lager woongebouw.
De gebouwen worden onderling verbonden door het Forum, een voetgangersgebied op +1-niveau op 7.5 meter hoogte. Een deel van het Forum is al in gebruik tussen het Centraal Station en de Moreelsebrug. Om het noordelijk deel van het Forum bereikbaar te maken komen er opgangen bij de noordelijke zijgevel van het WTC en tegen zijgevel van De Syp.
De opgang bij de WTC is al gereed en bestaat uit een trap en een lift, dus geen roltrap. Deze zal ook gebruikt gaan worden als looproute tussen de tramhalte en het station. De opgang bij De Syp wordt alleen een vaste trap. Onder het Forum wordt een parkeergarage ingericht ten behoeve van de omliggende gebouwen.
Onderin de gebouwen langs de Van Sijpesteijnkade komen publieke functies om deze kade, als belangrijke verbindingsroute tussen het Westplein en de Binnenstad, aantrekkelijker en sociaal veiliger te maken. Het opwaarderen van dit gebied, zodra de bouw is afgerond, is hard nodig.
Fietsers langs de plint van De Syp © Luuk Huiskes
De plint rond De Syp is nu een rommeltje met een woud van fietsen van de bewoners. Het voormalige monumentale gebouw Van Sijpesteijnkade 25 en het nieuwe in baksteen opgetrokken gebouw aan de spoorzijde van De Syp staan nog leeg. De strook tussen De Syp en het spoor, die wordt gebruikt als toegang voor de fietsenstalling van het Stadskantoor, moet ook nog ingericht gaan worden als groene route.
Tenslotte moet natuurlijk langs de Van Sijpesteijnkade de verbinding tussen de Leidse Rijn en de singel weer uitgegraven worden. Weinigen staat voor ogen hoe dit water er voor de herinrichting uit zag. Daarmee zal er een stukje Stationsgebied aan de Westzijde van het spoor afgerond zijn.
De busbaan © Luuk Huiskes
Hiermee is de bouw aan de Jaarbeurszijde in feite pas begonnen. Utrecht steekt Rotterdam naar de kroon als het gaat om hoogbouw bij het station. In aanbouw en inmiddels al op behoorlijke hoogte gekomen is de 90 meter hoge Galaxy Tower, een combinatie van hotel met daarboven woningen.
Van het ambitieuze Wonderwoods, twee spraakmakende 90 meter hoge groene torens met een mix van wonen, werken, ontspanning, cultuur en horeca, worden nu de fundamenten gebouwd.
Fietspad bij het skatepark Jaarbeursplein © Luuk Huiskes
Corona heeft wel consequenties gehad voor de plannen van de Jaarbeurs; zij zijn zich nu aan het heroriënteren op de toekomst. Of dit leidt tot een vertraging van hun bouwactiviteiten die in 2023 zouden starten is nog niet bekend.
Ton Verweij | juni 2021
Uit de Binnenstadskrant 1 2021
Geregeld verschijnen nieuwe gebouwen in de Binnenstad. Hoe kijken architecten die een band hebben met het centrum hier tegenaan? Jan Bakers en Jaco de Visser aan het woord. Beiden hebben een uitgebreide opdrachtenportefeuille met werk door het hele land en in België.
Bij bouwplannen in de stad misten beide architecten in het verleden een consistente planologische visie bij de gemeente. Andere grote steden hadden meestal een duidelijke koers; in Utrecht ontbrak een langetermijnvisie. Dat leidde niet zelden tot incidentele oplossingen. Daardoor ontstonden volgens Bakers en De Visser soms ‘ongelukken’, werden bouwprojecten uit de grond gestampt die later weer in de weg stonden. Zoals de beddentoren van het WKZ, een grootschalige betonnen kolos binnen de fijnmazige omringende bebouwing. Ander voorbeeld: de Catharijnebaan, waar het water plaatsmaakte voor een stukje snelweg.
Jaco de Visser (l) en Jan Bakers: lokale ontwerpers snappen beter hoe zij passend kunnen bouwen © Ton Verweij
Bakers en De Visser zien tegenwoordig gelukkig ook positieve ontwikkelingen zoals de transformatie van het Stationsgebied, inclusief de daar geconcentreerde hoogbouw. De Visser: ‘Het is jammer dat de gemeente zich vaak laat adviseren door stedenbouwkundige bureaus van buiten de stad. Deze missen over het algemeen het gevoel voor de schaal en de opzet van de Binnenstad; ze hebben een andere ontwerpopvatting. Lokale ontwerpers zijn geworteld in hun eigen stad en snappen beter hoe zij daar passend kunnen bouwen.’
Wonen in winkelstraten
Een groot probleem in de Binnenstad is leegstand van winkelpanden. Dat brengt voor de architecten soms een mooie opdracht mee, zoals de upgrading van het voormalig V&D-gebouw. Bakers: ‘Dat was een enorme klus, zo’n 34.000 m2 vloeroppervlak. Een gebouw dat technisch was achterhaald en geen goede aansluiting had met de omgeving, zoals de Rijnkade. Dat is nu een aantrekkelijk zonnig gebied geworden, ook door de singel die is doorgetrokken. Nu Hudson’s Bay failliet is, staat een groot deel leeg en wordt onderzocht of er kantoren kunnen komen. Onderzoek van de projectontwikkelaar heeft uitgewezen dat woningbouw om meerdere redenen niet haalbaar is’. Voor de leegstand in de winkelstraten hebben de twee architecten wel ideeën. Bakers: ’Een kleiner winkelgebied zal er waarschijnlijk niet inzitten maar we kunnen wel zoeken naar een andere invulling. Een idee is om wonen meer terug te brengen in het winkelgebied, zelfs op de begane grond. Je krijgt dan niet meer die aaneengeschakelde etalages, maar een afwisseling van functies; een soort Wijk bij Duurstede met winkeltjes en leuke zaakjes, met daartussen wat woonhuizen’.
De Visser onderzoekt of hij ‘groen’ kan terugbrengen in plaats van ‘rood’ (bakstenen). ‘Door op achtererven gebouwtjes te slopen en bouwvolumes te stapelen als een soort achterhuis wordt het een open en aantrekkelijk gebied. De steegjes, achteromstraatjes en poorten worden verbonden. Dus niet alleen de mooie grachtengevels als decor, maar ook het gebied daarachter zichtbaar en leefbaar maken.’
'Goede mix'
Bakers en De Visser streven naar een goede mix van zowel betaalbare sociale woningbouw (zoals in de A.B.C.-straat komt) als ook dure appartementen (zoals bijvoorbeeld in de Vrouwjuttenhof).
De Visser ‘Het is dus belangrijk dat de gemeente een duidelijke visie heeft die ook luistert naar de structuur van de binnenstad.’ Een geslaagd voorbeeld vinden Bakers en De Visser de invulling bij de Mariaplaats van de (Belgische) architect Bob van Reeth. Hij heeft goed gekeken naar de oorspronkelijke bebouwingsstructuur. Het bijzondere werk van Utrechtse architecten is in het algemeen vaak minder zichtbaar en verborgen op binnenterreinen of achter de gevels.
Hoopvol
Bakers en De Visser zijn hoopvol, omdat de afgelopen tijd is gebleken dat de gemeente leert van fouten. Zo is iedereen ontzettend blij dat na 40 jaar water in de singel terug is. Zij vinden ook de aanpak van de gevelwanden van (voorheen) Galeries Modernes en C&A in de Lange Viestraat positief. Bakers: ‘Ook het hergebruik en de uitvoering van het oude postkantoor is om vrolijk van te worden’. De Visser: ‘Maar de architect moet wel de belegger overtuigen dat hij een paar m2 minder zou moeten realiseren voor een mooier of interessanter gebouw dat voor de Utrechters waardevol is. Dat is vaak een heel ‘gevecht’, maar dat hebben wij er graag voor over.’
*Jaco de Visser, oud-bewoner van de Oudegracht, is bekend van zijn Centrum voor Verslavingszorg in de A.B.C.-straat. Hiermee sleepte hij in 2013 de Rietveldprijs in de wacht. Ook heeft hij jarenlang aan ‘Dom Under’ gewerkt.
*Jan Bakers maakte naam met het ‘Zwarte huis’, zijn bureau op de hoek de Lange Nieuwstraat/Vrouwjuttenstraat. Hij werd daarmee genomineerd voor de Rietveldprijs 2011. Onlangs heeft zijn bureau de oude V&D aan de Rijnkade verbouwd. Hij woont vlak bij zijn kantoor.
Ben Nijssen | 28 mei 2021
In 2040 is wonen niet langer ‘leidend’ voor de Binnenstad. Het staat klip en klaar in de Ruimtelijke Structuur Utrecht 2040. De achtergrond is: in de Binnenstad hebben we dan te maken met een mix van functies.
In de Omgevingsvisie Binnenstad 2040 wordt voortgeborduurd vanuit deze stelling, die de gemeente in geen enkele andere wijk voor haar rekening zou durven nemen. De Binnenstadbewoners die zich in dit document hebben verdiept voelen dit feilloos aan. Ruim 1100 (!) mensen hebben bezwaar aangetekend. In de Volkskrant stond onlangs een uitgebreid interview met de wethouders Ruimtelijke Ordening van Amsterdam (Marieke van Doorninck) en Utrecht (Klaas Verschuure). Zij gingen in op een toekomstvisie voor hun binnenstad. Die visies liepen aardig parallel: de auto zou zoveel mogelijke verbannen moeten worden, zodat er meer ruimte zou komen voor fietsers en vooral voetgangers. Die ruimte zou ook veel aantrekkelijker gemaakt moeten worden om er te verblijven en bovenal ook groener als aanpassing op de klimaatverandering.
Bezoekers welkom
Als we echter naar het doel van deze maatregelen kijken, dan blijkt er een groot verschil tussen Amsterdam en Utrecht te bestaan. In Amsterdam is het aantal bezoekers zo groot geworden dat maatregelen moeten worden genomen om de stad weer terug te geven aan de bewoners. Daarom moet de buitenruimte voor hen ook aantrekkelijker worden. In Utrecht worden dezelfde maatregelen juist genomen om de Binnenstad aantrekkelijker te maken voor de bezoekers (!). Hoewel dit niet met zoveel woorden in de omgevingsvisie staat. Het wordt pas duidelijk als je de hele context kent. De bewoners verenigd in Binnenstad030 hebben hun reactie op de Omgevingsvisie samengevat in een flyer, die huis-aan-huis is verspreid. Ze hopen dat andere bewoners hun oproep om de Binnenstad leefbaar te houden ondersteunen. De gemeente heeft nauwelijks oog voor het belang van een stabiele bewonerspopulatie. Terwijl die zorgt voor een goed woonklimaat, maar ook voor een gezond economisch klimaat, sociale veiligheid vooral in de stillere uren, voor een aantrekkelijke omgeving, ook voor bezoekers. Maar ook voor het collectieve geheugen.
Goede mix
De bewonerssamenstelling moet een goede mix zijn van huishoudens met of zonder kinderen, alleenstaanden, woongroepen, eigenaren, huurders, uit alle rangen en standen, studenten, ouderen, autochtoon en allochtoon. De visie van de gemeente denkt alleen in aantallen woningen. De grote opgave in de stad is immers: 450.000 inwoners in 2040 waarvoor Utrecht wil bouwen tussen bestaande woningen. Om een stabiele populatie en een goede mix van bewoners te bereiken moet het woningbestand daarop afgestemd zijn en moet de woonomgeving aantrekkelijk zijn en rust bieden voor de bewoners. Dat kan alleen als de overlast van andere functies beperkt is. Achter de stelling, dat wonen niet leidend is in de Binnenstad, ligt de visie dat de Binnenstad van groot economisch belang is voor Utrecht. Daarvoor moeten volgens Binnenstad030 bewonersbelangen wijken. Wie in de Binnenstad wil wonen moet blijkbaar rekening houden met beperkingen.
In eerste instantie zien nieuwe bewoners vooral de positieve aspecten van een woning in het centrum en idealiseren ze hun woning en woonomgeving (ze moeten er immers ook een behoorlijke prijs voor betalen).
Na een aantal jaren blijken ze minder van die functies gebruik te maken dan gedacht en vallen de negatieve factoren en beperkingen meer op. Velen die niet in een heel goede en betaalbare woning wonen, besluiten weer uit de Binnenstad te vertrekken. Nu al leidt dit mechanisme al tot een eenvormige populatie die grotendeels uit alleenstaanden bestaat, naast veel (ultra) short stay bewoners.
De Omgevingsvisie buigt deze trend niet om. Er staan geen oplossingen in voor die gevallen waarin wonen schuurt met de overige functies in de Binnenstad. We hebben het dan over de bezoekersdruk, evenementen en horecaoverlast. De gemeente ziet bezoekers graag door stegen en hoven struinen, maar dat zijn nu juist die rustplekken voor de bewoners.
Minder mobiel
Er wordt ruimte gemaakt (voor nog meer bezoekers) door auto’s en fietsen zoveel mogelijk van de straten te houden. Maar als dat gebeurt door voetgangersgebieden uit te breiden, dan beperkt dat de mobiliteit van de bewoners. Positief is wel dat op zijn minst een deel van die vrijkomende ruimte ingevuld zal worden door groen. Er moet ook wel meer groen in de stad komen om de hittestress door de klimaatveranderingen te beperken.
De visie stoelt op toekomstvoorspellingen. Die gaan uit van positieve scenario’s. Maar wat als de econo mie zich minder goed ontwikkelt, of het winkelbestand steeds verder inkrimpt? Het gaat steeds over de groei van de stad – die brengt forse kosten met zich mee. Zal het Rijk wel mee willen financieren? Voorlopig is het nog een conceptvisie. Na de zomervakanties zal het college ingaan op alle binnengekomen zienswijzen en misschien wel wat ideeën overnemen. Daarna volgt er nog een discussie in de gemeenteraad en zijn er nog meer aanpassingen mogelijk.
Elaine Vis | maart 2021
In het concept Omgevingsvisie Binnenstad 2040 wordt een prachtig beeld geschetst van een groene, gezonde stad voor iedereen, met cultuur en zorg voor de schoonheid van het erfgoed. De dilemma’s waar de binnenstad mee te maken heeft worden nog niet opgelost. Het stuk geeft richting om na te denken over de toekomst.
Welke knelpunten straks de betrokkenen en beleidsmakers slapeloze nachten bezorgen is niet goed te voorspellen, het concept geeft alleen een richting aan in 26 denkrichtingen. De Binnenstadsgroep bestaande uit bewoners en betrokken organisaties uit het centrum, adviseerden de Gemeente. Een gesprek met enkelen van hen.
Arjan Kleuver vertegenwoordigt als voorzitter van Centrummanagement Utrecht (CMU) de retail, cultuur en horeca in de binnenstad. Hij kijkt vanuit de belangen van de ondernemers naar de Omgevingsvisie 2040. Arjan Kleuver woont in Lunetten, maar is nauw betrokken bij de Binnenstad. Hij was 12 jaar raadslid voor D66.
Egbert Wesselink vertegenwoordigt Binnenstad030. Hij verdiepte zich o.a. in mobiliteit en schrijft mee aan de reactie op de zienswijze vanuit het gezichtspunt van de bewoners van de Binnenstad. Hiermee levert de bewonersactiegroep input voor het definitieve concept Omgevingsvisie Binnenstad 2040 dat in de zomer wordt verwacht.
Een gedroomde toekomstvisie waar echt iedereen zich in kan vinden. Wie kan dáár nu iets op tegen hebben? ‘Fascinerend en leerzaam om dit proces mee te maken’, zegt Arjan Kleuver. ‘Je krijgt als lid van deze Binnenstadsgroep een heel ander beeld dan toen ik nog raadslid was. Afgelopen jaar ging over procesbegeleiding. Het sterkte mijn geloof dat wij moeten focussen op waar wij elkaar vinden’. Dat de inhoud nog niet aan de orde kwam vond hij zeer frustrerend en dat gold ook voor Egbert Wesselink. ‘Zeker, fascinerend hoeveel tijd en aandacht er in het proces van ophalen van informatie is gestoken, afgezet tegen de betrekkelijk geringe hoeveelheid uren dat er werkelijk uitwisseling met burgers is geweest. Wij moesten ook adviseren over het participatieproces. Dat is niet onze expertise. Het is mij niet zo duidelijk wat wij als bewonersgroep uiteindelijk precies hebben bijgedragen.’
De gemeente heeft de regie. De ambtenaren hebben de opgehaalde informatie in de visie ondergebracht. Als burger sta je op achterstand. Je spreekt vanuit een bepaalde ervaring en die sluit niet altijd aan bij wat ambtenaren nodig hebben voor de Omgevingsvisie. Er is veel vaststaand beleid en dat weet je als burger niet. Arjan Kleuver en Egbert Wesselink hebben beiden toch de indruk dat belangrijke aangeleverde informatie een plek heeft gevonden in het stuk. Het is natuurlijk één groot compromis. Dan blijven er altijd vragen over. Egbert: ‘Het is een grabbelton met minstens twaalf positieve denkrichtingen, maar hoe die tegen elkaar afgewogen worden staat er niet bij’. Arjan: ‘Een genuanceerd stuk, daardoor blijft de uitkomst open. De toekomst is ook open en ongewis. Je hebt daarom ruime kaders nodig’. De visie oogt misschien vaag, maar het voordeel is dat je met dit handvat flexibel op de toekomst in kan spelen. De ontwikkeling van de Binnenstad is niet vastgezet.
Schuren hoort erbij
Op een aantal onderwerpen blijft het schuren, bijvoorbeeld tussen bepaalde vormen van ondernemen en wonen. CMU wil Utrecht beter op de kaart zetten met 30 procent meer regionale en landelijke bezoekers, die 3 uur langer in het centrum verblijven. Veel bewoners vinden dat deze commercialisering van de Binnenstad ten koste gaat van de woonfunctie. Toch, als het over bereikbaarheid gaat vinden bewoners en ondernemers zich nagenoeg helemaal.
Arjan: ‘Het is een misvatting dat bereikbaarheid gelijk staat aan twintig Bmw’s voor een winkel. Dat vinden ondernemers al lang niet meer. De Binnenstad moet wel bereikbaar zijn voor fietsers, voetgangers en bestemmingsverkeer. Een touringcar die in Leidsche Rijn moet parkeren is geen goed idee. Schoolklassen kunnen dan nooit meer naar het Nijntje Museum. Het is wel zo dat bezoekers die met de auto naar de Binnenstad komen meer uitgeven dan mensen die lopend of op de fiets komen. Maar de fietser is zeker bij ons zeer welkom. Nu passeren er wel heel veel fietsers die niet per se in de binnenstad thuishoren.’
Egbert: ‘Inderdaad, de Binnenstad mag niet één groot voetgangersgebied worden. Er is een aanname dat er veel niet-bestemmingsverkeer de binnenstad in komt en dat dat geweerd kan worden. Maar er komt vrijwel niemand met de auto de stad in zonder dat dat moet. Het is dan ook nergens druk met auto’s. Er bestaat weinig verzet tegen het opheffen van parkeerplaatsen op drukke plekken. Maar waarom zou iemand die op de Pelmolenweg woont daar zijn auto niet mogen parkeren? Daar is ruimte genoeg.’
Arjan: ‘Je hebt ook kort parkeren; pakketbezorgers, schoonmakers, vuilniswagens. Als je een kop koffie wilt drinken op het terras dan is dat helaas niet altijd comfortabel. Toch ben ik het met Egbert eens dat het autoverkeer in de Binnenstad moet kunnen komen.'
Beiden spreken eensgezind over gebieden in de Binnenstad waar het rustig moet zijn en over het belang van de diversiteit van verschillende wijken. De angst voor Amsterdammisering (red. overname door toerisme) is er bij Arjan niet. ‘Je kan niet verwachten als je aan de Neude woont dat je dan nooit overlast van geluid hebt.’ Egbert ziet dat anders. ‘Vrijwel de hele Binnenstad heeft ook een woonfunctie. Als je die niet goed beschermt en tegelijkertijd zoveel mogelijk bezoekers naar een gecommercialiseerde Binnenstad trekt, verliest de Binnenstad zijn ziel’.
Rolluiken
Er zijn een dozijn straten waar onaanvaardbare nachtelijke overlast is, daar moet een oplossing gevonden worden. Egbert: ‘Daar is geen beleid op. Alle pleinen zijn inmiddels zuip- en feestpleinen geworden, dat is jammer, ook voor de schoonheid van de stad. De bewoners zijn de grootste investeerders van de stad. Een bewoonde stad is aantrekkelijk.' Arjan legt uit dat de meeste ondernemers echt niet in de binnenstad zitten om puur rijk te worden aan vet en bier. Dat is geen goed concept en dat weten de meeste ondernemers ook. ‘In de horeca kan je elkaar ontmoeten, verliefd worden en ontspannen. Economische activiteit is goed voor een stad. Retail verandert, misschien wordt er meer gewoond in de toekomst boven winkels, maar winkels blijven bestaan. Als je niet zorgt voor divers economisch aanbod dan wordt het een dode stad met dichte rolluiken’.
Tenslotte stipt Egbert de onderliggende aannames aan waarop de conceptvisie is gebaseerd. ‘Zoveel drukker gaat het niet worden. Waar wil Utrecht die 60.000 woningen bouwen? En Zoetermeer krijgt zijn Mall of the Netherlands (concurrent van Hoog Catharijne). Volgens voorzichtige schattingen zal de kantoorruimte met 20% dalen. Het gaat allemaal meevallen, om dan nu de stad al in te richten op de groei en alvast het voetgangersgebied uit te breiden is een slecht idee.’
Zorgwekkend
Eigen woningbezit in de Binnenstad was vorig jaar slechts 43 procent (red. bron Utrecht Monitor). Investeerders zien hun kans. Egbert: ‘Dat is een zorgwekkende ontwikkeling. Het zijn de bewoners die zich inzetten voor deze mooie stad. Mensen met commerciële belangen en stadsplanners willen doorgaans voorsorteren op verwachte ontwikkelingen. Bewoners zijn altijd al de ankers van de stad geweest.’ De bewonersfunctie zal bij de uitwerking van de visie een enorme rol spelen. ‘Uiteindelijk legt het stadskantoor een ei’, zoals Egbert het samenvat.
Binnenstadsbewoner Peter Hustinx, actief bij Binnenstad030 en ingelezen op het gebied van de Ruimtelijke Strategie Utrecht en de problematiek rondom evenementenlocaties, spreekt met Pieter Honing. Pieter Honing is voorzitter Horeca Nederland, woont in de binnenstad en is franchisenemer van de Mc Donalds in het centrum. Hij zat in de Binnenstadsgroep die de concept Omgevingsvisie Binnenstad 2040 voorbereidde.
Wonen en economische bedrijvigheid stellen verschillende eisen aan de Binnenstad. Met name horeca kan botsen met een leefbare woonomgeving. Waar leg je de grenzen en hoe los je problemen op? Voor Peter Hustinx van Binnenstadsgroep 030 is het duidelijk. De gemeente is aan zet en moet de wet toepassen. Daarnaast moeten er creatieve oplossingen verzonnen worden voor de botsende functies van horeca en bewoning in de Binnenstad. De juiste horeca op de juiste plek. Pieter Honing, bewoner en horecaman, gelooft dat er altijd een spanningsveld zal blijven tussen horeca en bewoning. In zijn kringen verkondigt hij dat je als horecaondernemer niet alleen gastheer bent in de eigen zaak, maar ook gastheer voor de omgeving.
De horeca kan, in beginsel, prima leven met de concept Omgevingsvisie Binnenstad 2040. Pieter Honing: ‘Op details moet er gekeken worden hoe de stad zich gaat ontwikkelen, zodat je precies weet waar je terrassen kan hebben en waar zeker niet. Het is niet zo dat je kan zeggen ‘wij zijn van de feestpartij’. Ik snap dat wij in redelijkheid mee moeten denken.’ De notoire klagers over de horeca neemt hij niet serieus. ‘Je hele leven blijven zeuren is ingewikkeld voor jezelf, voor alle partijen. Het is namelijk wel zo dat de Binnenstad 17.000 inwoners telt en 30.000 studenten gebruik maken van het centrum. 7000 studenten volgen er college.’
De meeste binnenstadsbewoners ervaren horeca als een draak met twee koppen volgens Peter Hustinx. ‘De stad is ontstaan door een combinatie van bedrijvigheid en wonen. Dat moet ook zo blijven; dat is de essentie van de binnenstad. Horeca dient ook de binnenstadsbewoner. Overlast is het andere gezicht. Horeca brengt overlast mee en daar heb ik moeite mee. Mijn grootste punt is dat de gemeente nalaat om de grenzen bij overlast te bewaken. Daar heb ik meer moeite mee dan het feit dat er horeca is.’ De gemeente zou volgens Peter creatief moeten nadenken hoe de horeca beter in te passen in de verschillende woongebieden. Bijvoorbeeld door horeca en terrassen, zoals bijvoorbeeld in Leiden, als rustig, lawaaierig of ertussenin te waarderen. En vervolgens alleen een vergunning voor de juiste plek te geven.
Peter legt uit waarom het huidige vergunningenstelsel niet werkt. Samengevat: de grenzen tussen café en restaurant zijn soms vaag. Een restaurant heeft niet altijd een terras met een rustiger karakter dan een café. Daarom klopt het koppelen van een bepaalde overlastcategorie aan een bepaalde horecacategorie niet. Er zou gekeken moeten worden naar het feitelijke gebruik. Dan is er nog een punt. In de wet staat dat een gemeente aandacht moet schenken aan de schadelijke gevolgen van de activiteiten waar zij een vergunning voor verleent. De toegestane geluidswaarden zijn in het Activiteitenbesluit per inrichting, dus ook voor de horeca, beschreven. Er worden een paar uitzonderingen genoemd, zoals onverwarmde en onoverdekte terrassen en het komen en gaan van bezoekers vanuit horecagelegenheden. Daardoor wordt menselijk stemgeluid niet meegerekend in de geluidsbelasting die wordt gemeten bij horeca met een onverwarmd en niet overdekt terras. Deze richtlijn is ontstaan omdat geluidsbelasting door het menselijk stemgeluid (vrijwel) altijd de normen overtreedt. De gemeente kán in deze situaties niet handhavend optreden als een vergunning verleend is en aan de voorschriften daarvan is voldaan. Daarom zou de gemeente idealiter bij het verlenen van de vergunning wél rekening moet houden met de overlast die te verwachten is. Peter: ‘Enige overlast mag iedereen verwachten, maar de grens ligt in ieder geval bij het moment dat die overlast schadelijk voor de gezondheid is. Het is aan de gemeente die grenzen te bewaken. Niet achteraf, maar vooraf bij het verlenen van de vergunning.’
Volgens Pieter Honing ligt een deel van de oplossing erin om woningen op bepaalde plekken met subsidie te voorzien van dubbel glas of geluidsisolatie. Zelf woont hij in de binnenstad boven een terras, heeft het appartement goed geïsoleerd en slaapt aan de achterkant. ‘Niet iedereen kan dat, dat snap ik, maar je kunt een stad niet vergrendelen als bewonersstad en geen feest meer vieren. In lengte van dagen zullen bewoners en ondernemingen in de stad elkaar moeten zien te vinden.’
Peter Hustinx legt de nadruk op de rol van de overheid. ‘Je zou kunnen zeggen dat je terrassen met een beetje overlast moet tolereren. Geluidsoverlast kan incidenteel zijn. Dat een bewoner doorgaans door de geluidsoverlast niet meer kan slapen is een andere kwestie. De gemiddelde Nederlander gaat om 22.20 uur naar bed, stadsbewoners iets later’. Pieter: ‘Dit is een studentenstad, die gaan echt niet om 22.20 uur naar bed.’ Peter: ‘Als de gemeente de sluiting van de tijdelijke uitbreiding van de terrassen in coronatijd op 23:00 uur heeft gezet dan moet je daar niet over klagen. Maar dat geldt niet voor de gegunde terrassen van voor de corona. Als daar overlast is moet er een oplossing komen.’
Peter vertelt een mooi verhaal over de bewoners van de Nieuwegracht die in gesprek gingen toen Rubens Proeflokaal aan het einde van de gracht een terrasvergunning aanvroeg. Op slechts twee punten waren bewoners en eigenaar het niet helemaal eens; de bewoners zagen een vergunning voor onbepaalde tijd niet zitten en wilden graag dat de zaak om 23 uur dicht ging. Eigenaar Wim had middernacht in het hoofd. De gemeente hakte de knoop door en gaf de bewoners de zin. Wim is er ook tevreden mee en heeft zijn terras. Pieter vertelt hoe de buren onder, boven en naast zijn horecagelegenheden zijn telefoonnummer hebben. Met een arrogante houding ben je geen goede ondernemer volgens hem.
De intenties om elkaar te vinden zijn er, maar het blijft complex. Is de horeca niet een rupsje-nooit-genoeg, die almaar wil uitbreiden en groeien? Pieter: ‘Wij zijn niet op groeimodellen gebaseerd, wij anticiperen op de maatschappelijke ontwikkelingen. Kijk maar naar de gemaksvoeding, eten thuis bestellen. Wij spelen daarop in. Ik geloof heilig dat het hedonisme hoogtijd gaat vieren na corona. Na een paar jaar vlakt het dan weer af.’
Pieter heeft 15 jaar geleden Utrecht leren kennen als warme stad, waar je samen met de overheid de stad kan maken. ‘In vergelijking met Amsterdam is Utrecht een dorp, iedereen kent elkaar. Laten wij dat en het aspect van een woon- werkstad vasthouden. De stad zal gegroeid zijn in 2040, dat kunnen wij niet ontkennen. Laten wij daar de horeca neerzetten, waar iedereen er gebruik van kan maken zonder al te veel overlast.’ Peter: ‘Dat is ook uit mijn hart gegrepen. Maar ik ben bang dat de realiteit anders uitpakt als de horeca in handen genomen wordt door ketens. Want die hebben maar één bottom line en dat zijn de financiën, en de eigenaar zit ver weg’.
In het derde gesprek rondom de concept Omgevingsvisie Binnenstad 2040 ontmoeten Jeanne Bogers en Stan Liebrand elkaar. Jeanne Bogers is actief bij Binnenstad030. Zij heeft in Utrecht gestudeerd en woont nog steeds in het centrum. Het is een goede uitvalbasis, zij werkt als interimmanager door heel het land. Stan Liebrand is voorzitter van studentenplatform Vidius en behartigt de belangen van studenten in Utrecht. Hij woont net buiten de Binnenstad.
‘Dat zegt toch wat’ volgens Jeanne Bogers, ‘Vijfentwintig mensen in de Binnenstadsgroep en dan maar twee namens de bewoners’. Ondanks dat het positief was om met anderen om tafel te zitten als voorbereiding op de concept Omgevingsvisie Binnenstad 2040, zag zij de beperking. ‘Je bemoeit je met het proces en weinig met de inhoud’. Ook Stan vraagt zich af of deze Binnenstadsgroep wel een weerspiegeling van de bewoners van de Binnenstad was.
Rond de 30.000 studerenden in Utrecht. Voor de nieuwe studenten de eerste stad nadat zij, in een hele spannende tijd in hun leven, het ouderlijk huis hebben verlaten. Dat verbind je aan de plek. Als het kan, wonen studenten hier een jaar of zes, een aanzienlijk deel blijft daarna ‘hangen’. Utrecht is de stad met het hoogste aantal hoogopgeleiden.
Jeanne geniet van de jaarlijkse nieuwe lichting die elk jaar de stad bevolken, maar soms heeft ze er overlast van. Dan gaat ze in de nacht de straat op om te vragen of de studenten een ander plekje willen zoeken. ‘Verbaasd kijken ze dan om zich heen en vragen, alsof ze uit een andere wereld komen, ‘maar waar slaapt u dan’? Het besef dat er hier ook mensen wonen is er dan nog niet.
‘Jullie vertegenwoordigen studentenverenigingen die doorgaans een recreatief profiel representeren. Niet dat ik iets tegen horeca heb, maar er is natuurlijk wel overlast’, zegt Jeanne tegen Stan. Stan ‘Het hartje van ons stadsie, kom op Jeanne! Ik herken die overlast op sommige plekken, maar ik denk dat wij voor 90% van dezelfde dingen houden. Je gaat hier niet wonen als je niet van de bruisende stad houdt. Het academische karakter, verweven met de universiteit, maakt Utrecht de stad wie ze is. Ouderen genieten ook van de levendigheid die studenten meebrengen. En sommige studenten houden van rust. Studenten die alleen maar overlast geven en ouderen die alleen maar rust willen is te zwart-wit gesteld’.
Dat de plek en de beleving met elkaar moeten samenvallen zijn ze met elkaar eens. Nederlandse kampioenschappen polsstokspringen op het Domplein, terwijl er een promotie of oratie is, vinden zij niet goed passen. Hoe dan om te gaan met het uitgaansleven en evenementen in een centrum waar gewoond wordt? In de omgevingsvisie wordt voorgesteld om in het Beurskwartier het nachtleven te centreren. Er zullen in 2040 30% meer bezoekers zijn. Op (vervoers)knooppunten in heel Utrecht komen meer voorzieningen, zodat het centrum niet onnodig overladen wordt. Maar de vraag is of dat het centrum voldoende ontlast. Bijvoorbeeld; in de aangrenzende wijken van de Binnenstad gaan de restaurants om 23 uur dicht. Het bijbehorende terras dus ook. Bezoekers zullen dan snel weer in de binnenstad hun vertier zoeken.De Uithof is een nieuw centrum, maar nog geen volledige wijk. Uitgaan kan je er niet en er is zelfs geen supermarkt. De dichtstbijzijnde is op de Burgemeester Reigerstraat. Als studenten dan boodschappen moeten doen gaan ze liever naar de binnenstad, ‘want’ zegt Stan ‘de sfeer van de oude stad is aantrekkelijk. Dat kan je niet nabootsen in de Uithof’.
Short stay stallen
Hij vraagt zicht af hoe het in het kader van de mobiliteit met de fietsstromen moet. Al het verkeer gaat door de binnenstad. ‘Op die mooie sfeerimpressies uit de concept Omgevingsvisie Binnenstad 2040 zie je weinig fietsverkeer. Jeanne ‘Het grootste knelpunt qua fiets is de hoeveelheid op de binnenstadsas van oost naar west. In het mobiliteitsplan gaat men de fietsers die niet in het centrum moeten zijn omleiden. Maar hoe is dat als mensen ergens in de binnenstad moeten zijn? Bewonersactiegroep Binnenstad 030 wil de fiets écht in de binnenstad houden. Uit ervaring weet ik dat je met de fiets, met kinderen en boodschappen, wel ergens moeten kunnen komen als je hier woont. Anders wordt het hier een soort museum’. Wij hebben het over kleinschalige fietsenstallingen. Stan en Jeanne kunnen zich vinden en gaan voor short stay fietsenstallingen voor een winkel. Je koopt iets en bent meteen weer weg.
Splitsen
En dan komen de huisvestingsproblemen van studenten ter tafel. Die spelen al een jaar of vijftig. In de denkrichtingen die de omgevingsvisie aandraagt komt de studentenhuisvesting niet goed uit de verf. Behalve studenten verblijven er ook veel expats in het centrum. 1 op de 5 is expat (bron WistUdata). De markt speelt daarop in. Er worden woningen gesplitst. Gevolg; je kunt geen gezin meer huisvesten. Maar in de binnenstad heb je ook jonge bewoners rond de 35 jaar, ideale leeftijd om een gezin te stichten. Die moeten nu ergens anders heen omdat er geen geschikte woningen in de Binnenstad zijn. Terwijl een diverse wijk ook van belang is en bovendien een van de speerpunten in de omgevingsvisie.
Stan ‘80% van de vraag naar wonen in de binnenstad komt van studenten en starters. Aan het splitsen van woningen om er eenkamer-studio’s van te maken voor 800 euro per maand hebben wij niets. Studenten wonen namelijk in het algemeen het liefst samen, met gedeelde voorzieningen. Maar omdat de vraag naar huisvesting zo groot is, accepteert men nu kleine studio’s voor 800 euro per maand. De maatschappij betaalt in dat geval, als het ware, de huurtoeslag aan de eigenaar. Als student zit je klem, het is dit of elke dag met de trein’.
Huurslag is niet te krijgen voor onzelfstandige wooneenheden en wel voor zelfstandige wooneenheden. Daar gaat het beleidsmatig fout. Er worden zelfstandige wooneenheden gebouwd terwijl de vraag ligt bij de onzelfstandige wooneenheden.
Delen
Jeanne ‘Wij moeten ervan af dat het soort woning bepaalt wat voor soort mensen erin komen te zitten. Ik denk weleens laconiek ‘ik ben begonnen op een kamer en eindig er ook weer’. ‘Als er in de binnenstad een groot gebouw vrijkomt zou het goed zijn om met meer mensen te wonen en voorzieningen te delen. Wij moeten anders leren denken over wonen, dan kunnen wij veel meer voor elkaar betekenen’.
De gemeente heeft de intentie om zich te bemoeien met de vastgoedmarkt in de Binnenstad. Jeanne ‘Daar ben ik enthousiast over. De helft van de stad is niet meer in particuliere handen. Leegkomende panden worden meteen opgekocht. Dan krijg je een briefje in de bus ‘belangstelling voor de woning’, maar zij willen gewoon een speculatieobject opkopen.’
‘Ik zeg altijd je hebt altijd mensen die willen verdienen aan de stad en mensen die voor de stad willen zorgen. Dat moet een beetje in evenwicht met elkaar zijn. Als het alleen om de centen gaat krijg je een situatie dat mensen het niet meer kunnen betalen. Politieagenten en verzorgend personeel kan hier al niet meer wonen. Ik denk dat er fors ingegrepen moeten worden in de vastgoedmarkt. Bijvoorbeeld acuut een splitsingsverbod voor de binnenstad, tenzij voor groepsbewoning’.
Stan ‘Er zijn meer overeenkomsten tussen ons dan je denkt. De Binnenstad is ons gezamenlijke, publieke domein en niet een investeringsproject. De wijk moet aan zowel bewoners als aan bezoekers ten goede komen. Met dat woord ‘huiskamer’ uit de concept omgevingsvisie Binnenstad 2040 ben ik het wel eens. Horeca en cultuur, maar wel in balans’. Jeanne ‘Die dorpse sfeer is kneuterig en leuk. Maar ‘huiskamer’, wie heeft er nou altijd de voordeur openstaan?!’