‘De Twijnstraat was een volksstraat met -tig bakkers, slagers, een visboer. De middenstanders kenden iedereen en iedereen kende hen. Als een ondernemer overleed, zamelden we met z’n allen geld in voor een krans en gingen naar de begrafenis. Nu is het een yuppenstraat.’
Frits Mulder was hier straatmanager. Hij runde van 1978 tot 2010 sigarenmagazijn Logica op nummer 51. ‘Onze klanten kwamen uit Sterrenwijk, de Zeven Steegjes. Lijn 2 kwam door de straat.’ Onvoorstelbaar dat hier ooit vrouwen onderbroekenelastiek kwamen kopen. De winkeliersvereniging is op sterven na dood. ‘Nu is het een straat zonder samenhang, geen saamhorigheid. Is dat erg? Nee, dat is de tijd waarin we leven. Die is nu eenmaal harder. Vroeger was niet beter, wel anders.’ Desalniettemin praat hij vol enthousiasme over de Twijnstraat-van-toen. ‘Elke zaterdagmiddag troffen ondernemers en bewoners elkaar bij het café van Joke, de Stichtse Taveerne. Bij de gehaktballen bespraken we wat in de straat speelde.’ Het was een dorp. ‘De bakker naast mij bakte achter de zaak. Tante Miep woonde boven de kapsalon; op de hoek zat de groentewinkel van Ome Jan. De patiënten van de Willem Arntsz kenden we en we wisten hoe ermee om te gaan.’
Verse rookworst
Mulders sigarenzaak was een verzamelpunt. ‘Ik ging om 6 uur open en had dan koffie gezet en de tafel achterin gedekt. Dan kwamen mensen van de NS en andere grote bedrijven een bakkie doen. Slager Jan de Roos kwam met verse balkenbrij of rookworst. Om een uur of negen had ik 30 man over de vloer gehad. Een schilder kwam altijd als laatste, die ruimde de tafel af.’
De middenstanders woonden boven de winkels en hadden een band. Mulder herinnert zich: ‘Bij Radio Expert werd een keer ’s ochtends heel vroeg een ruit ingegooid; de dief rende weg met een videorecorder. Pim Versloot van Radio van Dam sprong zo uit het raam van de eerste verdieping en ging erachteraan. Ik volgde in mijn onderbroek met nog twee anderen. Bij de Sterrenwacht kregen we de dief te pakken.
’In 2014 was die solidariteit er ook nog. Ruud de Graaf, uitbater van dierenzaak Hebbes, werd in zijn zaak onwel. Hij lag in het ziekenhuis twee weken in coma. Vier maanden later mocht hij weer aan het werk. De buren/middenstanders hadden al die tijd de zaak voor hem draaiende gehouden. Nu wonen er vreemden boven de winkels ‘voor 1400 euro huur per maand’. Studenten komen en studenten gaan. De panden zijn doorgangshuizen geworden. Mulder heeft het zien veranderen.
‘Het politiebureau ging dicht, daar kwam in 2004 filmtheater Louis Hartloopercomplex. Daarmee kwam er een ander publiek in de straat. Er opende een winkel met tweedehandskleding. We keken elkaar aan: die ging pas om 16 uur open! De ouderwetse viszaak werd een alternatieve kapsalon; de voormalige smederij werd lunchroom met apart brood; de zaak was ’s zondags open. Elk pandje dat vrijkwam kreeg een ander type eigenaar.’
PC Hooftstraat
De ex-straatmanager komt nog steeds graag in de Twijnstraat. Hij noemt die prachtig, flitsend, voor hippere mensen. ‘Er is veel horeca, geen traditionele middenstand meer maar exclusieve winkels. Niemand kan daar iets aan doen. Ik hoor wel eens ‘De Utrechtse PC Hooftstraat. Geweldig toch, hoe het veranderd is.’
foto: Gert-Jan Peddemors