Jan Hoogendoorn (1950), zoon van de melkboer op de Nicolaasstraat werkte in de jaren 70 als PTT-monteur op de Neude. In een 10-delige serie neemt hij ons via korte herinneringen wekelijks mee naar het oude postkantoor.
We zijn het bijna vergeten, maar PTT stond voor: Post Telefonie Telegrafie. Het bedrijf was eigendom van de staat, dus als je werkzaam was bij de PTT was je een beëdigd ambtenaar.
In 1990 werd het bedrijf geprivatiseerd in KPN en Post NL.
Als staatsbedrijf werden de verliezen van de Post gedekt door het Telefoonbedrijf, maar na de privatisering werd Post NL geacht zijn eigen broek op te houden.
.
In de jaren ’70, kwam ik op 17-jarige leeftijd te werken op het Postkantoor Neude. Niet bij de Post zelf, maar in het telefoongebeuren. Telefoonapparatuur stond in enorme zalen rondom de grote hal van het Postkantoor, zowel op de eerste als ook op de tweede verdieping.
Alle zalen stonden met elkaar in verbinding via een zogenaamde telefoonpost. Een metalen bak met knoppen en lampjes van één meter lang en twintig centimeter breed, inclusief kiesschijf en bel, met aan de zijkant een telefoonhoorn op een haak. Twee tot vier van die kasten per zaal, ieder aan een bureau bij het raam vast gemonteerd. Dus in geval van een grote storing of calamiteit, konden we alle zalen tegelijk oproepen, een groepsgesprek houden, naar buiten bellen en doorverbinden. Maar ook als er buiten op straat wat bijzonders te zien was, werden alle zalen direct met voornoemde telefoonpost daarvan in kennis gesteld.
2.
Soldeerbout
Op een Telefoonzaal was het een vreselijk kabaal van honderden ratelende hefdraaikiezers. Dat is een electro-mechanische schakelaar, doorgaans (hef)draaikiezer genoemd.
Even voor de duidelijkheid: Alle wijzigingen of aanpassingen inzake telegrafie en telefonie werden in die tijd hardware-matig uitgevoerd want software bestond niet. Dus de soldeerbout stond altijd aan.
Als employee 2de klas moest ik eindeloos en eindeloos testen of je een fout kon vinden in de bedrading. Of dat er een fout zat in een mechanische elektroschakelaar.Wanneer er een storing in één van de kiezers zat, week het geluid af van het vertrouwde geratel en hoorde je dat het beste op de wc ernaast, wanneer je een grote boodschap deed. Na de boodschap liep je dus rechtstreeks op de fout af.© Jan Hoogendoorn
Tijdens het werk keek je vanaf de eerste verdieping in de hal van het postkantoor, waar het publiek in rijen voor het loket stond te wachten voor de afdeling van het hoofdpostkantoor.
© Het Utrechts Archief (fotografie L. H. Hofland)
3.
Draadjes en pulsen
Het lokale tarief om te bellen werd bepaald in een lokale centrale, een wijkcentrale. Per gesprek betaalde je één puls, wat toen overeenkwam met 10 cent. Maar het interlokale- en internationale beltarief werd bepaald in de District-centrale op de Neude.
Je gelooft het niet, maar eigenlijk was er op de Neude in die jaren geen ruimte voor. Voordat ingebruikname van een nieuwe zaal met apparatuur mogelijk was, diende eerst de administratie van de Posterijen een ander heenkomen te zoeken. Tot die tijd werd er tijdelijk (districts)tariefapparatuur geplaatst in lokale centrales in een andere wijk.
Vanuit Den Haag kwam er in die tijd een landelijk rondschrijven naar alle Districtcentrales, dat Amsterdam op een bepaalde datum 7-cijferig zou worden. Daarvoor diende alle tariefapparatuur te worden aangepast, zodat pas na het draaien van het 7e cijfer en de beantwoording van de opgeroepene, de tariefklok ging lopen (in plaats van na het 6e cijfer).
Zoals al eerder aangegeven, diende ook hiervoor de soldeerbout te worden opgestookt. De voorbereidende werkzaamheden namen voor één persoon ongeveer een halve dag in beslag, zodat je op de aangegeven overgangsdatum naar een 7-cijferig telefoonnummer alleen nog wat draadjes hoefde door te knippen.© HUA
Maar het rondschrijven inzake de overgangsdatum had ik nooit ontvangen. Dus toen Amsterdam 7 cijfers kreeg, was deze voor 20.000 abonnees in Utrecht Oost onbereikbaar.
De storingsdienst werd platgebeld met klachten. Zo erg zelfs, dat medewerkers de centrale kwamen inlopen om polshoogte te nemen. En dan is het zaak niet in paniek te raken en je collega’s snel op te trommelen om te komen helpen bij de noodzakelijke aanpassingen.
Na de lunchpauze hadden we de boel weer aan de praat. Maar het heeft wel de krant gehaald.
4.
Soms was er een spectaculaire voorstelling in de Schouwburg, Jaarbeurs of het Rembrandt Theater. De telefonische kaartverkoop was een ramp. Tientallen keren met de kiesschijf het nummer draaien en vervolgens de bezettoon krijgen was gebruikelijk begin jaren zeventig. Dat kwam omdat er maar één of hooguit twee lijnen tot de beschikking van de receptie stonden.
Werkzaam op de Neude werd ik dan door de hele PTT gebeld met de vraag 'of ik ze even aan die meid handmatig kon vastprikken'. Daarmee werd de receptie bedoeld. Iedereen belde mij; een collega, de manager en soms zelfs de secretaresse van de directeur.
Vervolgens blokkeerde ik het hele honderdtal nummers dat de bioscoop of het theater wilde bellen. De collega’s die de bezettoon hoorden, verbond ik daarna handmatig door met ‘die meid’ (receptie). Ik riep dan de naam van mijn collega door de bezettoon heen, zodat ik wist op welke lijn deze stond te wachten. Soms antwoordde iemand die geen collega was, verbaasd met ‘hallo’, zo van: wat is dit voor geks?
5.
Gisteren bij mijn zus (81) op bezoek geweest. Woont letterlijk naast de Dom. Doorgaans ga ik op de fiets, maar gisteren nam ik de bus vanaf Nieuwegein.
Dan zit er een dame achter je met een doosje aan haar oor, de hele rit alsmaar te kletsen en te kletsen.
In de jaren ‘70 kwam dat eveneens voor, bijvoorkeur als je een apparaat moest onderzoeken vanwege klachten. Dan moest dat apparaat tijdelijk buitendienst, maar wat niet mogelijk was zolang deze werd bezet door een gesprek. Dus moest je wachten tot deze vrij kwam. Was dat een zakelijk gesprek, dan liet je de verbinding staan totdat deze automatisch vrijkwam. Dat kon soms uren duren, maar dat was niet anders. Waren het echter huisvrouwen die uren met koetjes en kalfjes de boel bezet hielden, dan verbrak ik de verbinding, want dan kon ik tenminste weer verder met mijn onderzoek. Officieel mocht dat natuurlijk niet. Maar het gaat ook om incidenten in die tijd. En de dames draaiden snel weer opnieuw, waardoor de conversatie (op een ander naastgelegen apparaat) gewoon weer werd voortgezet.©Houwelingmuseum Rotterdam
De kosten werden geregistreerd dmv een mechanische teller. Ieder dubbeltje was hoorbaar dmv een tik, zoals een klokje tikt.
Je moet je voorstellen dat 20.000 van die tellers naast elkaar, een enorm geratel teweeg bracht. En dat een internationaal gesprek daar hoorbaar vanaf week.
De tellers werden per 100 stuks tegelijk gefotografeerd middels een filmrolletje. De microfilm werd door dames razendsnel uitgelezen en in ponskaarten getypt. De ponskaarten werden vervolgens door een machine vertaald naar facturen.
6.
De telefonistes hadden eigen telefoonboeken binnen handbereik. Echter verre landen hingen in een ronddraaiende molen. Twee op een zaal.
De telefonistes liepen dan met de hoofdtelefoon op beide oren naar deze molen. Met plug en koord in de hand, plugden zij onderin de molen, waarmee zij de klant automatisch weer aan de lijn kreeg en het gesprek kon voortzetten.
Doordat de molen continu in beweging was en de nodige trillingen veroorzaakte, braken er nog weleens draadjes af. Dan moest ik onder de molen zittend op de vloer, met een hete soldeerbout de draadjes weer aan elkaar solderen, zodat de dames daarna weer ongestoord de klant te woord konden staan.
De molen bleef echter tijdens de werkzaamheden volop in gebruik door de dames, omdat deze niet gemist kon worden. En de storing ook beter getraceerd kon worden.
Je moet je voorstellen dat het een af en gaan was van telefonistes, terwijl je op je gat de ene naar de andere benen voorbij zag komen. Met kousen en zonder kousen.
7.
Een jaar heb ik mogen werken bij de afdeling Bijzondere Verbindingen, waarin ook bijzondere storingen opgelost dienden te worden. Storingen waar de monteurs van de reguliere Storingsdienst niet uit kwamen. Meestal data-verbindingen, wat in de jaren ‘70 en ‘80 nog in de kinderschoenen stond.
Een geval betrof een gewone telefoonstoring waar monteurs op vastliepen.
In Hilversum werd geklaagd over muziek op de lijn wat tijdens een gesprek nogal hinderlijk werd ervaren.
De abonnee die het veroorzaakte klaagde zelf ook, dus was het appeltje-eitje zou je denken. Maar toen ik met de man een afspraak voor een bezoek aan huis maakte, bleek er niets aan de hand te zijn. Na lang praten en de ogen flink de kost te geven, moest ik uiteindelijk ontdekken dat hij zijn stereo installatie in een wirwar van draden aan de telefoonlijn vastgeknoopt had, op een dusdanig ondeskundige manier, dat de hele PTT-kabel (transmissie technisch) uit balans getrokken werd en derhalve voor een ieder in die kabel muziek ten gehore werd gebracht.
Het aantal gestoorde aansluitingen schat ik tussen de 100 en 200 abonnees, afhankelijk van de gebruikte kabel.
8.
Plager
Nu noem je het een stalker, maar in de jaren ‘70 en ‘80 was dat een plager. Iemand die via de telefoon stelselmatig iemand lastig viel.
Aan de geplaagde abonnee werd een zogenaamde 'vang' aangesloten (hardwarematig want software bestond niet). Het vangapparaat (één per 10.000 nummers) was standaard in de telefooncentrale ingebouwd. Deze werd met snoer tijdelijk aangesloten aan de geplaagde abonnee, totdat de plager gevangen was.
Vervolgens belde ik de geplaagde abonnee op om haar (nooit een hij) te instrueren wat te doen wanneer ze de plager aan de lijn had. Ze diende dan direct met de kiesschijf een nul te draaien. De verbinding van plager tot geplaagde kon daarna niet meer worden verbroken. De plager kon derhalve ook niet meer bellen en kreeg dus geen kiestoon meer te horen. Op het vangapparaat zelf was een rode lamp zichtbaar, zodat ik wist dat er een verbinding vast stond.
Daarna was het mijn taak de verbinding in de centrale terug te lopen. Een nogal ingewikkeld karwei moet ik zeggen. Vooruitlopen van oproeper naar opgeroepene was eenvoudiger dan andersom.
Bleef de verbinding binnen de lokale centrale, dan kon ik zelf de plager te grazen nemen. Maar kwam de verbinding van een andere centrale, dan moesten mijn collega’s verder zoeken, interlokaal dan wel internationaal. De collega’s werden in dat geval door mij gebeld met de mededeling 'dat op lijn zus-en-zo een vang stond, waarna de collega in zijn centrale de zoektocht kon vervolgen. Zonodig belde de collega iemand uit een andere centrale, totdat je bij de bron, de plager, uitgekomen was.@ Luuk Huiskes
Volgende week deel 9